Zware Kees

Deel 4

Wanneer ga je weer weg?

1e Druk November 2021

ISBN: 978-90-5961-238-9

Uitgeverij: De Alk b.v. Sint Pancras


Minivampieren

 

Soms blijkt de natuur sterker dan economische belangen. In een tijd waarin men vind dat er 24 uur gewerkt moet worden, 365 dagen per jaar, komt dat bij sommigen hard aan. Dit ondervinden wij op onze weg terug naar de oceaan. Afvarend op Rio Amazone valt het op dat er banken boven water uitsteken die daar op de heenweg niet waren. En wanneer we het smalste en ondiepste deel van de rivier moeten passeren, houdt het echt op: er staat geen water genoeg en dus gaat het anker erin.

   Ondanks alle pogingen een oplossing te vinden is het direct zonneklaar. We hebben regen nodig om de rivier te laten zwellen. Daar liggen we, midden op de rivier, verstoken van enige vorm van beschaving.

   Hier is de natuur nog donker en wild. Donker omdat hier niemand woont. En wild blijkt  wanneer wij ’s avonds de dekverlichting bijzetten.

Motten zo groot als mussen fladderen in de felle deklampen. Enorme blauwzwarte torren, hoewel zwaar bepantserd, slagen er niet in de ramen van mijn hut te versplinteren. Vliegende creaturen in allerlei vormen en maten cirkelen als wild geworden carnavalsvierders om de lampen. Wolken van miljoenen muskieten en ander vliegend ongedierte wedijveren met die carnavalsvierders, vuurvliegjes verlichten de donkere tropennacht.

   Op de brug houden wij angstvallig de deuren gesloten. De rokers onder ons riskeren misschien niet direct hun leven maar wel hun huid wanneer ze naar buiten moeten om daar een sigaret te roken. Helaas weten een aantal vliegende onverlaten ons bastion binnen te dringen. Ik heb geen idee hoe dit soort vliegend tuig genoemd wordt. Maar het gaat om een soort zwarte vlieg dat nog het meest lijkt op een gepimpte huis-tuin-en-keuken-vlieg. Net zo groot. Het heeft een driehoekige vorm en op zijn kop prijkt,   

Uitsloverige mot...

 

uitsloverig,  een stel pluimachtige uitsteeksels. Het beest is behoorlijk behaard als een minigorilla met vleugels. Voorts heeft het vampierachtige neigingen: het is gek op bloed. Wanneer je ze doodslaat lijkt het alsof er een moord is gepleegd: overal bloed.

   Vooral onze enkels en benen moeten het ontgelden. Iedereen aan boord loopt rond met zichtbare gevolgen van een ontmoeting met deze agressieveling.

Gelukkig is het beest niet bijster slim. Het is tamelijk traag en laat zich kennelijk met graagte doodslaan.

Het eerste wat ik dan ook doe wanneer ik op wacht kom is een ronde maken met een natgemaakt en opgerold wafeldoekje.

Nadat het zo’n minivampier toch gelukt is mij te bijten sla ik hem dood, een rode vlek achterlatend op de kaartentafel. Soms voel ik me even sterker dan de natuur.


Macapa

 

Wanneer ik de nieuwe reisinstructies ontvang maakt zich een lichte opwinding van mij meester. Dat overkomt me altijd wanneer ik ergens heen moet waar ik nog nooit geweest ben. Niet dat ik direct loop te hyperventileren of de hele dag een dwaze grijns op mijn gezicht heb, maar onderhuids is er toch die opwinding.

Iquitos, Peru, staat hier. Stad en land, allebei nieuw. Snel maak ik een aantal rekensommetjes en plannen in mijn hoofd.

   ‘Van Italië naar Peru, eens kijken, drie dagen naar Gibraltar, twaalf, dertien dagen naar Panama, door het kanaal, dan...’

Maar wanneer ik de Maritime atlas erop nakijk blijkt Iquitos helemaal niet aan de Pacific kant te liggen. Het ligt zelfs niet aan zee! Na enige naspeuringen blijken we er alleen te kunnen komen via de Amazone. Nu begint er toch wel een beetje een dwaze grijns door te breken. Is Manaus al vér de Amazone op, onderweg naar Iquitos ben je dan nog niet eens halverwege!

   Het brengt direct ‘uitdagingen’ met zich mee: onze British Admiralty zeekaarten houden het voor gezien na Manaus en ook de ECDIS is van mening dat er na deze stad niet meer gevaren hoeft te worden door zeeschepen. Eigenlijk is dat vreemd omdat er in de zeilaanwijzingen staat dat de Amazone en zijrivieren maar liefst uit 13.738 mijl veilig vaarwater bestaat! En hoewel we bijna een continent doorkruizen op onze reis naar Peru is de afstand van 1800 mijl daarbij vergeleken een blokje om.

   Ten anker nabij Macapa, de eerste stad 128 mijl stroomopwaarts, moeten we eerst inklaren om verder te mogen.

Aan de hoeveelheid formuliertjes die geproduceerd moeten worden kun je aflezen hoe moeilijk autoriteiten gaan doen. Voor Brazilië is deze papierberg aanzienlijk. Dus maak ik me op voor een lange zit in mijn scheepskantoortje als ik zes man de gangway zie beklimmen.  

Zijriviertje op de Amazone

Mijn zorg blijkt ongegrond: wanneer ik in mijn beste Portugees een aantal grammaticaal rammelende volzinnen produceer is het ijs gebroken.

   ‘Hoe gaat het met het Nederlandse voetbal, kapitein?’ vraagt een immigration officer.

Ach ja, natuurlijk! Praat met een Braziliaan over voetbal en je maakt vrienden voor het leven. Hoewel ik zo goed als niets weet over voetbal oreer ik dat de meeste Nederlandse spelers snel voor het grote geld naar het buitenland vertrekken zoals die Mem...eh...Depaay en daarom gaat het niet goed met onze nationale helden. Men knikt tevreden.

Even dreigt de stuurman nog roet in het eten te gooien:

   ‘Maar we hebben wel twee jaar geleden Brazilie verslagen!’

Met een paar flessen whisky worden de rimpels gladgestreken.


Het plankje van de bootsman

 

’s Middags, ruim voor vieren, sta ik op de brug en kijk naar een ploeg matrozen die aan dek een verschansing schilderen. In dezelfde kleur als het dek. Ik zucht. Waar is de tijd gebleven dat de kleurstelling van een schip belangrijk werd gevonden?

Ongeveer toen ik zelf nog matroos was denk ik.    

   Het was de tijd van fris grijze coasters met helderwitte opbouw. De luiken lichtgrijs, de dekken groen, keurig afgezet met een strakke rand, alles op gelijke hoogte, volgens het ‘plankje van de bootsman’. Op het staande werk (luikhoofden, accommodatie enz.) werd langs dit plankje een strakke horizontale lijn getrokken zodat de matrozen die een dek schilderde precies wisten tot waar de kleur van het dek op het staande werk mocht doorlopen.

Een schip stond die dagen strak in de verf in de juiste kleuren.

   Ja, ja, ik hoor het sommigen al zeggen: ‘Jij ging toch nooit op de vroeger-was-alles-beter toer? Die prachtig geschilderde schepen van de KJCPL en de KNSM zijn toch allang naar de sloop?’

Ok, ok! Maar zeg nou zelf: schepen in één en dezelfde kleur! Lekker makkelijk, snel en dus goedkoop. Ik denk niet dat er één geldschieter is die zich druk maakt om de kleur van een schip. Zolang dat schip maar geld opbrengt en...

Eigenlijk ben ik nooit echt chagrijnig maar nu komt het er wel in de buurt. Dat duurt echter niet lang.

   ‘Nee, he! Het zal toch niet waar zijn!’

Ik mors bijna mijn koffie over de knoppen van de radar wanneer ik zie dat de matrozen met hun werk intussen op het voorschip aanbeland zijn.

   ‘Ze schilderen de handrailing bruin!’

De stuurman, die na zijn middagslaapje nog niet helemaal wakker is schrikt op.

   ‘Dat heb ik niet opgedragen! Die railing is verleden week nog wit geschilderd door de bootsman!’

Pas geverfd!

Beneden zijn twee matrozen, geanimeerd in gesprek, druk bezig het wit over te schilderen in een roestbruine kleur, zich niet bewust wat ze boven bij de kapitein en stuurman veroorzaken.

Ik overweeg het dek op te stormen maar de stuurman kalmeert me.

   ‘Ik zorg er morgen voor dat de railing weer wit wordt, kap, rustig maar.’

Aan het eind van de volgende dag inspecteer ik het gewraakte railinkje, dat nu weer fris afsteekt tegen het bruin van het staande werk.

Wel merk ik op dat ‘het plankje van de bootsman’ geen deel meer uitmaakt van de schildersuitrusting: daar waar nog schilderwerk afgezet moet worden is dat gedaan los uit het handje in een onzekere, ongeveer rechte lijn.


Al veel vaker heb ik geschreven over de overdreven aandacht van walpersonen voor het wel en wee van de zeeman. Men is zo met ons begaan en zo bezorgd of alles wel goed gaat hier aan boord, dat men er alles aan doet om ons bij te staan. ‘Die brave zeelieden hebben het al druk genoeg,’ moeten de (meestal) kantoormannetjes gedacht hebben. En om het ons nog gemakkelijker te maken en ons te helpen in ons drukke leven aan boord, hebben ze de checklist uitgevonden.

 

Heavy weather

 

- ‘De lunch!’ Toos van de receptie duwt met haar voet de deur van afdeling bemanningszaken open. Ze draagt een stapel dozen die zojuist zijn bezorgd.

- ‘Pfff’, zucht Marloes, ‘daar was ik wel even aan toe. Eerst een broodje!’

Ze opent de doos en kijkt verbaasd wanneer ze op de broodjes een papier vindt. Het is een checklijst. Nieuwsgierig begint Marloes te lezen, ondertussen neemt ze een hap van een broodje ossenworst.

- ‘Neem, voordat u uw lunch gebruikt, deze checklijst grondig door en vul volledig in,’ begint de brief. En daarna:

  1. Eet niet teveel zout en vet; wissel het broodbeleg af.
  2. Houdt tijdens het kauwen uw mond dicht, tracht niet te smakken.
  3. Pas op voor kruimels op het toetsenbord van uw computer; kruimels en andere ongerechtigheden kunnen een onhygiënische opeenhoping onder de toetsen vormen.
  4. Drink voldoende; dit vergemakkelijkt de spijsvertering.
  5. Tracht niet (luid) te boeren, kunt u de oprisping niet onderdrukken, doe het dan discreet achter uw hand.
  6. Neem minstens één stuks fruit. Fruit is gezond en goed voor de tanden!
  7. Poets na de maaltijd uw tanden; heeft u geen tandenborstel bij de hand, controleer dan in de spiegel of er bijvoorbeeld geen stukje ossenworst tussen uw tanden is achtergebleven.
  8. Heeft u na de lunch last van winderigheid, overweeg dan een bezoek aan het toilet.

Marloes kijkt stomverbaasd naar het stuk papier in haar hand.

- ‘Het moet niet gekker worden...’

Nee, inderdaad, maar is dit kantoorvoorbeeld een verzinsel van de schrijver, in de scheepvaart is deze praktijk doodgewoon. Want als ik het weerprogramma van de Meteo Group open (nieuwste versie) en gegevens invoer, verschijnt er plotseling een waarschuwing: ‘you are approaching heavy weather; open heavy weather checklist’. Net zo nieuwsgierig als Marloes open ik de ‘zwaarweer checklist’. En ja hoor:

  1. Zijn uw ankers wel gesjord?
  2. En uw ‘portable gangway’? Anders waait dat ding weg, hoor!
  3. Staan uw meubels in de Officers Smoking Room (huh?) wel vast?
  4. Zijn de waterdichte deuren dicht?
  5. Staan de potten en pannen in de kombuis gesjord?
  6. Is de Chief Steward ingelicht? (De wie?)
  7. Staan de computers wel vast?

 

En nog veel meer, maar liefst eenendertig punten! Wat een betutteling! Ik heb daarom een boodschap: Meteo Group, blijf bij je schapenwolken, occlusiefronten, moessondepressies, Arctische zeerook, cyclonale luchtbewegingen en permanente thermocline. Leg ons uit wat een afgesnoerde koude put is, geef desnoods code geel of oranje af, maar bemoei je niet met goed zeemanschap. Laat dat maar aan ons over. Enne, weermannetjes, bij last van winderigheid, zie de checklijst van Marloes.


Je kunt natuurlijk lang in je kooi blijven liggen als er een dag niet gewerkt wordt. Je kunt je computer opstarten en een game spelen tot je ogen vierkant zijn, je oren nadreunen van de digitale explosies en je hoofd vol met virtueel geweld zit. Je kan ook je camera pakken, wandelschoenen aantrekken en de kok afbestellen. Als het schip in Italië ligt, is de keuze snel gemaakt.

 

Proost, Joachim!

 

Omdat er vandaag, net als gisteren niet gewerkt wordt... Oké, ik besef dat deze openingszin bij sommigen ongeloof wekt, maar het is onze commerciële afdeling, na ongetwijfeld enorme inspanningen, niet gelukt om de Italianen tijdens kerst ons schip te laten beladen. Daarom besluiten we deze vrije dag op te vullen met cultuur. Vanaf de brug heb ik in het nabijgelegen stadje Pizzo een kasteel gezien en zowaar, andere bemanningsleden zijn hier ook in geïnteresseerd.

 

Na een korte taxirit lopen we even later op een hoog boven zee gelegen plein waar, zo heeft onze taxichauffeur verzekerd, aan het eind het oude kasteel gelegen is. Dat blijkt te kloppen, maar helaas is bezichtiging pas mogelijk over een uur. Ach, de zon schijnt, het is gezellig druk en er zijn op het plein voldoende terrassen waar vast wel een biertje geschonken wordt. Om onze culturele doelen niet uit het oog te verliezen bestellen we een plaatselijk biertje. Natuurlijk nadat we eerst een aantal foto’s hebben gemaakt van wat vervallen gebouwen die wij pittoresk noemen, maar die eigenlijk lijden aan vergaand achterstallig onderhoud.

Twee lokale biertjes later opent het kasteel de poort en mogen wij naar binnen. Het kasteel blijkt een gevangenis te zijn geweest. We dwalen door tochtige, lage gangen met aan weerszijden smalle, kleine cellen. In die cellen worden levensgrote poppen in antieke kledij gevangen gehouden. Deze poppen stellen soldaten voor van een zekere J. Murat, zo leert een verklarende tekst aan de muur. Hij werd hier berecht en doodgeschoten.

Ik had nog nooit van Joachim Murat gehoord en wist dus ook niet dat hij getrouwd was met de zus van Napoleon. ‘Nel sposó Carolina Bonaparte, sorella dell’imperatore,’ aldus de folder. Verder was hij ‘a great commander of Cavaltry’ (Engelse versie van de folder) en ‘King of Naples’. Na de val van zijn zwager viel ook hij in ongenade. Dat betekende zijn dood.

Nou, dat is wel weer genoeg voor een middag. We moeten er even bij gaan zitten om de opgedane indrukken te verwerken. We strijken neer op hetzelfde terras. Nog maar een biertje van de plaatselijke brouwerij.

Dan bedenk ik mij ineens dat het kleine, getraliede raam van de dodencel van Murat precies uitkijkt op dit terras. Misschien heeft hij wel op zijn laatste dag uit het raampje gekeken en gedacht: ‘Zat ik dáár maar aan een lokaal biertje...’

 

Peinzend neem ik een slok. Mijn oog valt op het etiket, waarop staat dat een grote Nederlandse brouwerij dit bier heeft gebrouwen. Natuurlijk! Ik had het kunnen weten.

Ik hef mijn glas.

- ‘Proost, Joachim!’ zeg ik geluidloos.


Wanneer je als jong ventje voor het eerst een gangway opgaat, lijkt iedereen die wat langer op zee vertoeft in jouw ogen oud. Als je zelf twintig bent is iemand van achter in de vijftig een dinosaurus en iemand die nog ouder is een fossiel. Maar al snel blijkt dat je zelf ook elke dag één dag ouder bent geworden en wanneer je dan op een goede (nou ja, misschien kwade) dag in de spiegel kijkt... Het vervelende van dit alles is dat ook de geschiedenis zich eindeloos lijkt te herhalen.

 

Nietmachine

 

- ‘Gratverdrie!’ Kapitein Den Ouden gebruikt creatieve scheldwoorden als iets niet gaat zoals hij wenst. Nijdig trekt hij het pak papier uit de nietmachine. Met een ongeduldige trek om de mond bestudeert hij waarom het apparaat niet functioneert. Zijn leesbril balanceert gevaarlijk op het puntje van zijn neus.

- ‘Ah’, denkt hij, ‘dat zal het zijn. Er zit een nietje klem.’

Met twee duimen probeert hij het vastgelopen nietje uit het apparaat te peuteren. Plotseling klinkt er een luide klik gevolgd door een gebrul.

Dit is het moment dat ik mijn hoofd om de hoek van de deur steek.

- ‘Gaat het, kapitein?’ vraag ik.

- ‘Ik heb (gruwelijk creatieve vloek) mijn duimen aan elkaar geniet!’

De nietmachine ligt op de vloer en kapitein Den Ouden staat met twee vastgeniete duimen voor mij. Ik doe verwoede pogingen niet in lachen uit te barsten en help hem zijn duimen te bevrijden.

- ‘Moet ik een pleistertje halen, kap?’

- ‘Niet nodig,’ gromt hij en maakt een ongeduldig gebaar met zijn hoofd.

 

Ik glimlach bij deze gedachte aan kapitein Den Ouden. De man zal nu al lang met pensioen zijn. Als hij al niet inmiddels overleden is. Toen ik samen met hem voer was hij in mijn ogen stokoud. Ergens achter in de vijftig denk ik. Een vriendelijke baas, zo herinner ik mij hem. Nooit te beroerd iets uit te leggen, hoewel het ‘vroeger wel altijd beter was’.

- ‘Neem nu die Satnav...’ met een minachtende trek om de mond wijst hij met zijn kin naar het apparaat, ‘...wie kan er nu nog een behoorlijk bestek maken?’

Daarna volgde dan steevast een uiteenzetting hoe zeelui een uiterst nauwkeurige plaatsbepaling wisten te maken wanneer de zon zich maar een seconde liet zien.

 

Maar de grootste verandering was wel, toen al, het papierwerk dat almaar meer werd. Sextant, orkaannavigatie, stabiliteit, het was voor Den Oudsten gesneden koek. Maar als hij noodgedwongen (‘Vroeger hadden we hier een sparks voor!’) achter zijn typemachine zat en een dikke stapel papier mét carbonnetjes in de machine probeerde te draaien had hij het niet naar zijn zin.

Ik glimlach opnieuw en leun achterover, wachtend op de printer die moeiteloos het ene na het andere formulier uitspuugt. Zo, hierna nog de Port of Call List, Personal Effect List en wat kopieën van diverse certificaten. Ik pak de stapel papier, maak er een keurige pakketje van en wil ze vastnieten.

- ‘Hé? Wat is dat? O, juist ja. Er zit een nietje klem...’ mompel ik in mijzelf. Ik tuur door mijn leesbrilletje.

- ‘Wacht maar, dat los ik zo op...’ 


Maak jouw eigen website met JouwWeb