Zware Kees

Deel 4

Wanneer ga je weer weg?

1e Druk November 2021

ISBN: 978-90-5961-238-9

Uitgeverij: De Alk b.v. Sint Pancras


Wanneer je, zoals ik, al meer dan vijfendertig jaar wachtloopt, heb je de tijd nog meegemaakt dat niet alles vanuit je stoel van ontelbare computerschermpjes afgelezen kon worden. Je moest er nog wat voor doen: met je verrekijker de brugvleugel op, een peilkompas optuigen. Maar bovenal: de kapiteins van toen hadden nog weer meer Spartaanse tijden meegemaakt. Die liepen zich de benen uit het lijf want…

  

De wacht wordt gelopen!

 

De zuidkust van Engeland, we zijn zojuist vertrokken met een ‘bakkie graan’. Eind zomer, rustig zeetje en haast geen verkeer. Aangezien ik de hele dag door het ruim heb gekropen om samen met de matrozen de lading onder het crossdek te trimmen, ben ik toe aan een rustige wacht. Ik werp een blik op de radar: niks in de weg. Met een zucht plof ik in de stuurstoel.

 

Hier moet ik even onderbreken om het begrip stuurstoel uit te leggen. Het bovenstaande verhaal speelt zich ongeveer dertig jaar geleden af. De stuurstoel van toen is niet te vergelijken met de hedendaagse. De stuurstoel van toen werd meestal vervaardigd door een vlijtige machinist die geheel ongemerkt een stoel jatte uit de messroom. Dat viel toch niet op, want reders waren destijds druk doende bemanningen te reduceren tot een zielig minimaal groepje diehards. Hierdoor werd een stoel die plotseling verdween niet gemist; ze werd toch niet meer gebruikt.

De aldus illegaal verkregen stoel werd verhoogd met een uit ruw materiaal gelast frame, waardoor de stuurman van de wacht een goed overzicht hield. Om te voorkomen dat de stoel met verhoging en al door de brug zou vliegen tijdens slecht weer stond deze meestal ergens in een hoek gesjord. Terug naar het verhaal.

 

- ‘Zo’, zucht ik, ‘een sterke vent die mij hier weg krijgt...’

Helaas laat die sterke vent niet lang op zich wachten: de kapitein. Even is er een voelbare stilte, dan brult hij:

- ‘Uit die stoel! DE WACHT WORDT GELOPEN!’ Dat laatste wordt in hoofdletters geschreeuwd, waardoor ik verschrikt opspring. Met een diep paars gezicht begint kappie aan het weerbarstige touw te rukken dat de stoel op zijn plek houdt. Onder het uiten van bij mij onbekende krachttermen lukt het hem de stoel los te krijgen. In één beweging vliegt de stoel door de deur over de muur. Daarna beent hij woest weg.

Onder: Deplorabele staat van de stuurstoel...

Dat was vroeger. Tegenwoordig is het mogelijk een nieuwe stuurstoel te bestellen als de oude jammerlijk versleten is. De stoelen van tegenwoordig hebben een verstelbare leuning en armleuningen en een hoofdsteun. Is de bedoeling. Helaas, bij mijn laatste poging een nieuwe te bestellen, herleefde oude tijden. 

Omdat de stuurstoel geen leuningen meer had – die waren onder het gewicht van een zwaarlijvige collega afgebroken - bestelde ik een nieuwe. Wat aan boord geleverd werd had nog het meest weg van de stoel van vroeger: een hoog buizenframe als een groot uitgevallen kinderstoel. Alleen het tafeltje voor het bordje pap ontbrak. Ik heb dat ding retour gestuurd. Dan maar een versleten stoel met afgebroken leuningen. Want tegenwoordig wordt de wacht echt niet meer (volledig) gelopen.

  


Als ik last heb van hardnekkige allergie (voor huisstofmijten, katten en colporteurs) los ik de gevolgen vaak op met acupunctuur. Ook ben ik gestopt met roken nadat ik een drietal naalden in de bovenkant van mijn oorschelp gestoken kreeg. Ik vertel dit om duidelijk te maken dat ik het niet zo heb op de moderne medicijnen die in mijn ogen slechts chemische gifbommen zijn. Maar soms moet ook ik eraan geloven.

 

Bijwerkingen

 

Het is een, wat je noemt, niet optimale dag ergens in de nabije toekomst. De eerste stuurman klaagt over hoofd- en buikpijn. De machinisten zijn geveld door diarree en sommigen zijn de hele dag door misselijk. Matrozen klagen over duizeligheid en haarverlies. Sommigen van de opvarenden hoesten en hebben huiduitslag. De beide koks hebben koorts en blijven met hun eten zitten, want geen van de bemanningsleden heeft zin in eten.

 

In die nabije toekomst ben ikzelf ook niet helemaal fit: ik heb koorts, een diepe depressie, slaapproblemen en wannéér ik eindelijk slaap ongewone dromen. Als ik zo mijn bemanning bekijk, zijn er zelfs bij die een gezwollen en roodkleurige mond hebben!

- ‘Gaat het, stuurman?’ vraag ik. Mijn stem klinkt hol van de stress en gebrek aan slaap.

- ‘Nee’, antwoord Robert, ‘ik had zojuist een paniekaanval, gevolgd door een huilbui…’

 

Links: bijsluiter

 

Ik kijk hem somber aan, onderdruk een rilling en zeg: ‘Ja, vanmorgen begon ik ook al met een huilbui, maar dat was toen ik in de spiegel keek. Ik heb ook nog eens raar gedroomd, iets over dat we eindelijk eens serieus genomen gaan worden door walorganisaties en kantoor…’

Ondanks zijn hoofdpijn moet Robert daar erg om lachen.

- ‘Ha, ha, nachtmerries stonden toch ook op het lijstje van bijwerkingen?’

Bijwerkingen, want dat zijn het, hebben mijn bemanning stevig in de greep. We lijden gezamenlijk aan de bijwerkingen van Atovaquon/proguanilhydrochloride. Je tong raakt ervan in de knoop, nóg een bijwerking van dit antimalaria medicijn.

- ‘Wat gaan we er aan doen, kapitein?’ vraagt Robert.

- ‘Eens lezen wat de bijsluiter er over te vertellen heeft…’ mompel ik met piepende ademhaling.

- ‘…wanneer u bijwerkingen krijgt… mmm… wanneer een van de bijwerkingen ernstig wordt…’

Mijn hoofd bonst en ik voel een nieuwe huilbui opkomen.

- ‘O…hier staat het al: raadpleeg dan uw arts of apotheker…’

Robert neemt met trillende hand de bijsluiter over. Door zijn gezwollen oogleden tuurt hij op het papier.

- ‘Ik ga te kooi.’ deelt hij resoluut mee.

- ‘En wie loopt er dan wacht?’ vraag ik een beetje korzelig, ‘de tweede ligt ook al met een laag natriumgehalte in zijn bloed te kooi.’

- ‘Weet ik niet’, bromt Robert, ‘maar hier staat dat als ik duizelig ben ik geen voertuig mag besturen en ook geen machines mag bedienen of deelnemen aan activiteiten waarbij ik mezelf of anderen in gevaar zou kunnen brengen. Nou, dan.’ Hij beent weg.

 

Ik onderdruk een paniekaanval en bekijk mijn wijdverbreide huiduitslag met blaarvorming.

Ach, bovenstaande is pas over een paar dagen. Waarschijnlijk valt het wel weer mee tegen de tijd dat we in Mauritanië aankomen. Die bijsluiters kunnen zó lekker overdrijven...  


Als je in loondienst werkt, heb je te maken met een baas. Of je nu directeur bent of de vloer sopt, je hebt er mee te maken. Een directeur heeft de aandeelhouders waaraan hij verantwoording heeft af te leggen, misschien een kritische OR (hoewel men in de scheepvaart angstig tracht een OR buiten de deur te houden) en misschien is de vrouw van de directeur thuis ook nog eens de baas (meestal wel). Een gewone medewerker daarentegen heeft nog meer bazen... en mensen die dénken een baas te zijn.  Daar gaat het over in onderstaand verhaal.

 

Baasjes

 

In een park vlak bij mijn huis loopt een man met tien honden. Niet duidelijk is of hij bij een hondenuitlaatservice werkt of dat deze man een enorme dierenliefhebber is. Hoewel de tien  hondenriemen regelmatig als een kunstig vlechtwerkje in elkaar draaien, heeft hij de touwtjes stevig in handen. Je hoeft er niet aan te twijfelen wie het baasje is.

Verderop ontwaar ik een moeder met twee dreinende kinderen. Twee jongetjes van een jaar of vijf, kinderen van het ‘ik-wil-een-ijsje!’ soort. De moeder, een resoluut uitziende dame, maakt daar korte metten mee.

- ‘Niels, ophouden met zeuren! Het is veel te koud voor een ijsje! Martin, doorlopen. Je moet om vier uur bij de tandarts zijn!’

Zij is duidelijk de baas. Daar twijfelt óók niemand aan.

Nog weer verder loopt de parkwacht. Hij ziet erop toe dat niemand op het voetpad fietst en dat de honden netjes aangelijnd blijven. Hoewel het een vriendelijke man op leeftijd is, straalt hij gezag uit. Niemand kan om hem heen.

In het park is het leven aangenaam duidelijk. Sommige zijn de baas en sommigen hebben een baas. Hoe is dat op een schip?

In een van de vorige laadhavens staat plotseling een dikdoenerige snuiter voor mijn neus.  

Boven: Baas boven baas...

 

- ‘Kapitein, ik moet kopieën van alle certificaten van het laadgerei hebben, het stevedores book, de jaarlijkse testrapporten van het hijsgerei, stabiliteitsberekeningen,  crewlijst…’

Tijd om hem te onderbreken.

- ‘En wie mag u dan wel zijn?’

Hij blijkt in plaats van een baas een doodgewone surveyor te zijn.

Later draaft er ineens een hyperactief mannetje aan dek. Wild gebarend met één hand en instructies gevend aan de stuurman loopt hij continu te bellen. Het is het type dat je vaak tegenkomt op bouwprojecten: ‘belangrijke’ mannen in dure pakken met, onwennig op hun hoofd balancerend, een kraaknieuwe helm. Alles aan zo’n man schreeuwt: eigenlijk hoor ik hier niet, maar ik ben best belangrijk, hoor! Ditmaal is het een kantoorman die iets met de lading te maken heeft.

 

En zo heb je in een haven nog veel meer baasjes: autoriteiten, havenmeesters, inspecteurs, voormannen, stuwadoors, vuilnismannen, scheepshandelaren, diverse vertegenwoordigers van de rederij, allemaal willen ze de hondenriem in handen hebben of denken dat te hebben. Velen stellen zich niet eens voor of weten misschien niet eens dat er ergens op dat schip ook nog een kapitein huist. En dat die eigenlijk de baas is…

Daardoor lijkt het vaak alsof  ik de hond ben die, aangelijnd aan talloze riemen van talloze baasjes, alle kanten op wordt gesleurd.

 


Water heeft voor mij altijd een grote aantrekkingskracht gehad. Zo groot zelfs, dat ik op het water mijn geld verdien. Thuis heb ik dan wel weer vaste wal onder voeten. Maar zoals veel van mijn collega’s een appartement bewonen of een huis in een landelijk gebied of in de stad, heb ik een huis gezocht dichter bij water. Dat is in Nederland natuurlijk niet zo moeilijk. En aangezien water er is om bevaren te worden, duurde het ook niet lang… Afijn onderstaand verhaal verduidelijkt de rest.

 

Doorgaand vaarwater

 

Lezers die mij goed kennen, weten dat mijn achtertuin ‘aan het water’ gelegen is. ‘Dóórgaand vaarwater’, hield de makelaar ons destijds voor, als een vette worst. Deze man had vernomen dat ik zeevarend ben en dus had hij geconcludeerd dat zo iemand toch minstens aan dóórgaand vaarwater behoorde te wonen. Wat mij betreft had hij goed gegokt. Nu ik aan vaarwater woon, leek het mij handig om iets aan te schaffen waarmee je kunt varen.

Aangezien het in mijn dorp en daarbuiten wemelt van de lage en smalle bruggetjes, is het niet slim een riant kajuitjacht voor acht personen met een diepgang van meer dan anderhalve meter te kopen. Ik heb daar ook het geld niet voor, moet ik eerlijkheidshalve bekennen. Als alternatief liggen er nu in mijn achtertuin een motorbootje én een kajak, met een beetje fantasie een heuse vloot.

Zo nu en dan schijnt de zon vrolijk in West-Friesland. Dan komen alle ingrediënten bijeen om die kajak te water te laten en een tochtje te maken. Zo ook vandaag. Nadat ik de buienradar heb geraadpleegd - als je dan als zeevarende vrijwillig gaat varen, wil je niet nat worden door een hoosbui - steek ik van wal. Omdat bij een beroepsmatig bij water betrokken mens een doel niet mag ontbreken, bestond mijn reisvoorbereiding tevens uit het grondig bestuderen van de ‘Topografische kaart van Nederland, deel 19E, Obdam, schaal 1: 25.000’. Net zo accuraat als de kaarten van de Britse Admiralty!

Mijn doel wordt de ringvaart van de Baarsdorpermeer, een klein poldertje dat middenin het boerenland ligt. Een ringvaart heeft als bijkomend voordeel dat je die rond kunt varen en de Baarsdorpermeer dat het maar een klein poldertje is.

Er staat een straffe noordenwind zodat mijn spatzeiltje niet overbodig is. Afgetraind als ik ben door veelvuldig kajakken in mijn jeugd, vaar ik even later tussen de weilanden. Aan het eind van de Slimtocht stuurboord uit, weet ik van mijn kaart. Dan in de luwte van de oever om de oost en met een wijde bocht, via het dorp Zuidermeer rond. Daarna met de wind in de rug huiswaarts. 

Maar dan… een bruggetje. Geen probleem, hoewel te smal voor een motorboot moet een kajak daar moeiteloos door kunnen. Maar wat is dat? De doorvaart wordt gestremd door een rooster. Met geen mogelijkheid kan ik passeren.

 

Normaal zou ik opgewonden melding maken van de stremming, zodat in de volgende Notice to Mariners de kaart kan worden aangepast. Nu draai ik om en onder de belangstellende blikken van twee hazen vang ik de terugreis aan.


Ben je, net als ik, ook benieuwd waar sagen en legendes vandaan komen? Hoe sprookjes zijn ontstaan? Was er gewoon een vent met een wat overontwikkelde fantasie die op een dag zei: ‘Kom, laat ik eens een sprookje verzinnen over een meisje met een rood kapje en haar grootmoeder!’ Of zit er meer achter? Wie het weet mag het zeggen.

 

Boto cor de rosa

 

We liggen ten anker op de Rio Solimoes. Op een ochtend valt het me op dat er heel veel rommel langs het schip drijft. Hele velden takken en bladeren, soms complete bomen, worden door het snelstromende water meegesleurd. Dat is goed nieuws. Hoe meer rommel hoe beter.

 

In de afgelopen weken ben ik een soort Amazonespecialist geworden, vind ik zelf, hoewel ik er pas recent achter gekomen ben dat de rivier Amazone na Manaus verandert in de Rio Solimoes. Kleinigheid.

Solimoes,- of Amazonekenner, ik weet nu dat wanneer de rivier bedekt wordt door rommel, het water stijgt. En dat is goed nieuws voor ons omdat we al dagen op hoogwater liggen te wachten, tegengehouden door een ondiepte. Die wachttijd heb ik gebruikt om meer te weten te komen over de rivier. Zo weet ik nu alles over afkalvende kusten en wandelende banken maar ook heeft het baba da piraíbe geen geheimen meer voor mij.

Baba da piraíbe betekent (vrij vertaald) ‘speeksel van de piraíbe’, een vis. Het is een soort schuim op het water. Volg dit spoor van schuim en je vaart in het diepste gedeelte van de vaargeul. Voor een kapitein handig om te weten, met dank aan de oorspronkelijke Indianen.

Ook weet ik nu, door diezelfde inheemsen, wat er bedoeld wordt met Boitata. Als je ’s nachts in de jungle een vurige bol ziet zweven, laag boven de grond tussen de bomen, weet je dat je met de Boitata te maken hebt. Het fenomeen heeft met boze geesten van doen, met het kwaad en de onderwereld. Misschien wel bedoeld om schattige, maar ondeugende Indianenkindjes bang te maken. ‘Eet je mango, Malinalxochitl, anders roep ik de Boitata!’

Waar de Indianen ook bang voor zijn, met name meisjes en jonge vrouwen, is de boto cor de rosa, de roze dolfijn. Deze sympathiek ogende zoetwaterdolfijn wordt er namelijk van beticht dat hij een zedendelinquent is. Het verhaal gaat dat wanneer een jonge vrouw ongewenst zwanger raakt, deze roze dolfijn daar meer van weet. 

Foto boven: roze dolfijn

Foto beneden: 'Happy Diamond op de Amazone

 

 

Want dit dier kan de gestalte van een charmante jongeling aannemen, aldus de legende. Hij verleidt de vrouw, maakt haar zwanger, verandert weer in de boto cor de rosa en verdwijnt in de rivier. Het schijnt dat de ongeletterde bevolking, wonend langs de rivier, hier heilig in gelooft. 

De verhalen worden mij verteld door de loods. Hij voegt eraan toe, met een vette knipoog, dat dit verhaal dankbaar en zorgvuldig in stand wordt gehouden door bepaalde mannen, zeker wanneer zij getrouwd zijn. Even later heeft hij het over zijn twee vriendinnen die niet van elkaars bestaan weten.


Het mooie van verlof is dat je alle tijd van de wereld hebt. Je verantwoording houdt op zodra je met je koffers de gangway afstapt. Niks geen mobiel-van-de-zaak die afgaat terwijl je net een interessant verhaal vertelt op een verjaardag, in de kroeg of tijdens een romantisch samenzijn. Geen dringende e-mails die ‘asap’ afgehandeld dienen te worden. Even het varen voor gezien houden. Nou ja, soms gebeurt het dat je eerder dan je dacht toch weer een dek onder de voeten hebt.

Historisch erfgoed

 

Het is nauwelijks een week geleden dat ik de gangway afstapte om met verlof te gaan. Nu bevind ik me alweer aan boord van een ander schip. Nou ja, schip, meer een boot. Want een vaartuig dat veerdiensten uitvoert heet ‘veerboot’ en niet ‘veerschip’. Dat klinkt niet.

 

Ik banjer wat aan dek van het – volgens de brochure - ‘historisch erfgoed’ en zie de kust van Noord-Holland aan stuurboord aan mij voorbijtrekken. Terwijl ik naar voren loop, waait me zo af en toe een dieselwalm tegemoet, veroorzaakt door de eveneens historische Kromhout die beneden in de machinekamer vertrouwde geluiden produceert.

 

 

Op hetzelfde dek als waar de schoorsteen zich bevindt, is ook de stuurhut. Zoals altijd nieuwsgierig hoe de navigatie op een historisch erfgoed gevoerd wordt, besluit ik een kijkje te nemen. De deur staat uitnodigend open en in het stuurhuis is het een drukte van belang. Talloze passagiers hebben zich hier verzameld en te midden van al dit volk zit een man op een stuurkruk. Gekleed in een soort uniform dat het midden houdt tussen de outfit van een buschauffeur van vroeger en een uniform zoals de schippers van een Amsterdamse rondvaartboot dat dragen, hangt de man nonchalant achter een groot stuurrad.

- ‘Heeft u een dieptemeter aan boord?’ vraagt een toerist. Hij heeft een enorme fotocamera op zijn buik, alsof hij naar het IJsselmeer gekomen is om gedetailleerd kraters op Mars vast te leggen.

- ‘Mwah, niet nodig hier...’ De schipper gaat van stuurboord naar bakboord bil verzitten en geeft een paar spaakjes stuurboord roer. Hij kijkt erbij alsof hij alles in de hand heeft, zónder instrumenten. En misschien is dat ook wel zo, want behalve een uit de kluiten gewassen TomTom is er niets in de stuurhut dat de positie van het schip verraadt. Geen GPS en zelfs de radar staat niet bij.

Ik laat mijn blik door het stuurhuis gaan. Op de kaartentafel staan twee houten kistjes. Voor ik mijzelf kan inhouden zeg ik:

- ‘Maar u heeft hier wel een sleeplog en een sextant!’

De schipper veert geschrokken op, zijn hele houding schreeuwt: ‘Ga mij niets vragen!’

Dus vraag ik: ‘Die sextant wordt niet vaak gebruikt, zeker?’

De schipper hoeft tot zijn opluchting niet te antwoorden. Een van de toeristen vraagt mij of ik weet hoe een sleeplog werkt. Dat weet ik.

 

Terwijl ik het hem uitleg, naderen we de haven van Enkhuizen waar onze kapitein druk aan het manoeuvreren slaat. Daar leer ik ook weer wat nieuws: zelfs historisch erfgoed heeft een boegschroef.

 


Minivampieren

 

Soms blijkt de natuur sterker dan economische belangen. In een tijd waarin men vind dat er 24 uur gewerkt moet worden, 365 dagen per jaar, komt dat bij sommigen hard aan. Dit ondervinden wij op onze weg terug naar de oceaan. Afvarend op Rio Amazone valt het op dat er banken boven water uitsteken die daar op de heenweg niet waren. En wanneer we het smalste en ondiepste deel van de rivier moeten passeren, houdt het echt op: er staat geen water genoeg en dus gaat het anker erin.

   Ondanks alle pogingen een oplossing te vinden is het direct zonneklaar. We hebben regen nodig om de rivier te laten zwellen. Daar liggen we, midden op de rivier, verstoken van enige vorm van beschaving.

   Hier is de natuur nog donker en wild. Donker omdat hier niemand woont. En wild blijkt  wanneer wij ’s avonds de dekverlichting bijzetten.

Motten zo groot als mussen fladderen in de felle deklampen. Enorme blauwzwarte torren, hoewel zwaar bepantserd, slagen er niet in de ramen van mijn hut te versplinteren. Vliegende creaturen in allerlei vormen en maten cirkelen als wild geworden carnavalsvierders om de lampen. Wolken van miljoenen muskieten en ander vliegend ongedierte wedijveren met die carnavalsvierders, vuurvliegjes verlichten de donkere tropennacht.

   Op de brug houden wij angstvallig de deuren gesloten. De rokers onder ons riskeren misschien niet direct hun leven maar wel hun huid wanneer ze naar buiten moeten om daar een sigaret te roken. Helaas weten een aantal vliegende onverlaten ons bastion binnen te dringen. Ik heb geen idee hoe dit soort vliegend tuig genoemd wordt. Maar het gaat om een soort zwarte vlieg dat nog het meest lijkt op een gepimpte huis-tuin-en-keuken-vlieg. Net zo groot. Het heeft een driehoekige vorm en op zijn kop prijkt,   

Uitsloverige mot...

 

uitsloverig,  een stel pluimachtige uitsteeksels. Het beest is behoorlijk behaard als een minigorilla met vleugels. Voorts heeft het vampierachtige neigingen: het is gek op bloed. Wanneer je ze doodslaat lijkt het alsof er een moord is gepleegd: overal bloed.

   Vooral onze enkels en benen moeten het ontgelden. Iedereen aan boord loopt rond met zichtbare gevolgen van een ontmoeting met deze agressieveling.

Gelukkig is het beest niet bijster slim. Het is tamelijk traag en laat zich kennelijk met graagte doodslaan.

Het eerste wat ik dan ook doe wanneer ik op wacht kom is een ronde maken met een natgemaakt en opgerold wafeldoekje.

Nadat het zo’n minivampier toch gelukt is mij te bijten sla ik hem dood, een rode vlek achterlatend op de kaartentafel. Soms voel ik me even sterker dan de natuur.


Macapa

 

Wanneer ik de nieuwe reisinstructies ontvang maakt zich een lichte opwinding van mij meester. Dat overkomt me altijd wanneer ik ergens heen moet waar ik nog nooit geweest ben. Niet dat ik direct loop te hyperventileren of de hele dag een dwaze grijns op mijn gezicht heb, maar onderhuids is er toch die opwinding.

Iquitos, Peru, staat hier. Stad en land, allebei nieuw. Snel maak ik een aantal rekensommetjes en plannen in mijn hoofd.

   ‘Van Italië naar Peru, eens kijken, drie dagen naar Gibraltar, twaalf, dertien dagen naar Panama, door het kanaal, dan...’

Maar wanneer ik de Maritime atlas erop nakijk blijkt Iquitos helemaal niet aan de Pacific kant te liggen. Het ligt zelfs niet aan zee! Na enige naspeuringen blijken we er alleen te kunnen komen via de Amazone. Nu begint er toch wel een beetje een dwaze grijns door te breken. Is Manaus al vér de Amazone op, onderweg naar Iquitos ben je dan nog niet eens halverwege!

   Het brengt direct ‘uitdagingen’ met zich mee: onze British Admiralty zeekaarten houden het voor gezien na Manaus en ook de ECDIS is van mening dat er na deze stad niet meer gevaren hoeft te worden door zeeschepen. Eigenlijk is dat vreemd omdat er in de zeilaanwijzingen staat dat de Amazone en zijrivieren maar liefst uit 13.738 mijl veilig vaarwater bestaat! En hoewel we bijna een continent doorkruizen op onze reis naar Peru is de afstand van 1800 mijl daarbij vergeleken een blokje om.

   Ten anker nabij Macapa, de eerste stad 128 mijl stroomopwaarts, moeten we eerst inklaren om verder te mogen.

Aan de hoeveelheid formuliertjes die geproduceerd moeten worden kun je aflezen hoe moeilijk autoriteiten gaan doen. Voor Brazilië is deze papierberg aanzienlijk. Dus maak ik me op voor een lange zit in mijn scheepskantoortje als ik zes man de gangway zie beklimmen.  

Zijriviertje op de Amazone

Mijn zorg blijkt ongegrond: wanneer ik in mijn beste Portugees een aantal grammaticaal rammelende volzinnen produceer is het ijs gebroken.

   ‘Hoe gaat het met het Nederlandse voetbal, kapitein?’ vraagt een immigration officer.

Ach ja, natuurlijk! Praat met een Braziliaan over voetbal en je maakt vrienden voor het leven. Hoewel ik zo goed als niets weet over voetbal oreer ik dat de meeste Nederlandse spelers snel voor het grote geld naar het buitenland vertrekken zoals die Mem...eh...Depaay en daarom gaat het niet goed met onze nationale helden. Men knikt tevreden.

Even dreigt de stuurman nog roet in het eten te gooien:

   ‘Maar we hebben wel twee jaar geleden Brazilie verslagen!’

Met een paar flessen whisky worden de rimpels gladgestreken.


Het plankje van de bootsman

 

’s Middags, ruim voor vieren, sta ik op de brug en kijk naar een ploeg matrozen die aan dek een verschansing schilderen. In dezelfde kleur als het dek. Ik zucht. Waar is de tijd gebleven dat de kleurstelling van een schip belangrijk werd gevonden?

Ongeveer toen ik zelf nog matroos was denk ik.    

   Het was de tijd van fris grijze coasters met helderwitte opbouw. De luiken lichtgrijs, de dekken groen, keurig afgezet met een strakke rand, alles op gelijke hoogte, volgens het ‘plankje van de bootsman’. Op het staande werk (luikhoofden, accommodatie enz.) werd langs dit plankje een strakke horizontale lijn getrokken zodat de matrozen die een dek schilderde precies wisten tot waar de kleur van het dek op het staande werk mocht doorlopen.

Een schip stond die dagen strak in de verf in de juiste kleuren.

   Ja, ja, ik hoor het sommigen al zeggen: ‘Jij ging toch nooit op de vroeger-was-alles-beter toer? Die prachtig geschilderde schepen van de KJCPL en de KNSM zijn toch allang naar de sloop?’

Ok, ok! Maar zeg nou zelf: schepen in één en dezelfde kleur! Lekker makkelijk, snel en dus goedkoop. Ik denk niet dat er één geldschieter is die zich druk maakt om de kleur van een schip. Zolang dat schip maar geld opbrengt en...

Eigenlijk ben ik nooit echt chagrijnig maar nu komt het er wel in de buurt. Dat duurt echter niet lang.

   ‘Nee, he! Het zal toch niet waar zijn!’

Ik mors bijna mijn koffie over de knoppen van de radar wanneer ik zie dat de matrozen met hun werk intussen op het voorschip aanbeland zijn.

   ‘Ze schilderen de handrailing bruin!’

De stuurman, die na zijn middagslaapje nog niet helemaal wakker is schrikt op.

   ‘Dat heb ik niet opgedragen! Die railing is verleden week nog wit geschilderd door de bootsman!’

Pas geverfd!

Beneden zijn twee matrozen, geanimeerd in gesprek, druk bezig het wit over te schilderen in een roestbruine kleur, zich niet bewust wat ze boven bij de kapitein en stuurman veroorzaken.

Ik overweeg het dek op te stormen maar de stuurman kalmeert me.

   ‘Ik zorg er morgen voor dat de railing weer wit wordt, kap, rustig maar.’

Aan het eind van de volgende dag inspecteer ik het gewraakte railinkje, dat nu weer fris afsteekt tegen het bruin van het staande werk.

Wel merk ik op dat ‘het plankje van de bootsman’ geen deel meer uitmaakt van de schildersuitrusting: daar waar nog schilderwerk afgezet moet worden is dat gedaan los uit het handje in een onzekere, ongeveer rechte lijn.


Al veel vaker heb ik geschreven over de overdreven aandacht van walpersonen voor het wel en wee van de zeeman. Men is zo met ons begaan en zo bezorgd of alles wel goed gaat hier aan boord, dat men er alles aan doet om ons bij te staan. ‘Die brave zeelieden hebben het al druk genoeg,’ moeten de (meestal) kantoormannetjes gedacht hebben. En om het ons nog gemakkelijker te maken en ons te helpen in ons drukke leven aan boord, hebben ze de checklist uitgevonden.

 

Heavy weather

 

- ‘De lunch!’ Toos van de receptie duwt met haar voet de deur van afdeling bemanningszaken open. Ze draagt een stapel dozen die zojuist zijn bezorgd.

- ‘Pfff’, zucht Marloes, ‘daar was ik wel even aan toe. Eerst een broodje!’

Ze opent de doos en kijkt verbaasd wanneer ze op de broodjes een papier vindt. Het is een checklijst. Nieuwsgierig begint Marloes te lezen, ondertussen neemt ze een hap van een broodje ossenworst.

- ‘Neem, voordat u uw lunch gebruikt, deze checklijst grondig door en vul volledig in,’ begint de brief. En daarna:

  1. Eet niet teveel zout en vet; wissel het broodbeleg af.
  2. Houdt tijdens het kauwen uw mond dicht, tracht niet te smakken.
  3. Pas op voor kruimels op het toetsenbord van uw computer; kruimels en andere ongerechtigheden kunnen een onhygiënische opeenhoping onder de toetsen vormen.
  4. Drink voldoende; dit vergemakkelijkt de spijsvertering.
  5. Tracht niet (luid) te boeren, kunt u de oprisping niet onderdrukken, doe het dan discreet achter uw hand.
  6. Neem minstens één stuks fruit. Fruit is gezond en goed voor de tanden!
  7. Poets na de maaltijd uw tanden; heeft u geen tandenborstel bij de hand, controleer dan in de spiegel of er bijvoorbeeld geen stukje ossenworst tussen uw tanden is achtergebleven.
  8. Heeft u na de lunch last van winderigheid, overweeg dan een bezoek aan het toilet.

Marloes kijkt stomverbaasd naar het stuk papier in haar hand.

- ‘Het moet niet gekker worden...’

Nee, inderdaad, maar is dit kantoorvoorbeeld een verzinsel van de schrijver, in de scheepvaart is deze praktijk doodgewoon. Want als ik het weerprogramma van de Meteo Group open (nieuwste versie) en gegevens invoer, verschijnt er plotseling een waarschuwing: ‘you are approaching heavy weather; open heavy weather checklist’. Net zo nieuwsgierig als Marloes open ik de ‘zwaarweer checklist’. En ja hoor:

  1. Zijn uw ankers wel gesjord?
  2. En uw ‘portable gangway’? Anders waait dat ding weg, hoor!
  3. Staan uw meubels in de Officers Smoking Room (huh?) wel vast?
  4. Zijn de waterdichte deuren dicht?
  5. Staan de potten en pannen in de kombuis gesjord?
  6. Is de Chief Steward ingelicht? (De wie?)
  7. Staan de computers wel vast?

 

En nog veel meer, maar liefst eenendertig punten! Wat een betutteling! Ik heb daarom een boodschap: Meteo Group, blijf bij je schapenwolken, occlusiefronten, moessondepressies, Arctische zeerook, cyclonale luchtbewegingen en permanente thermocline. Leg ons uit wat een afgesnoerde koude put is, geef desnoods code geel of oranje af, maar bemoei je niet met goed zeemanschap. Laat dat maar aan ons over. Enne, weermannetjes, bij last van winderigheid, zie de checklijst van Marloes.