De nieuwste column

De verhalen hieronder zijn recentelijk verstuurd naar het Maritieme weekblad Schuttevaer.  Mogelijk lees je ze binnenkort in dit weekblad.

Het bovenste verhaal is het meest recente


Gevaarlijk beroep: zeeman

 

Het kan in Nederland. Demissionair minister Tieman van de BBB (wie? Tieman? Nou ja, een minister wordt pas bekend wanneer hij of zij enige tijd geregeerd heeft) geeft een

langetermijnvisie (…) over de toekomst van de Nederlandse vlag. Het magische woord innovatie wordt weer veelvuldig gebruikt. Voorts hoor ik van deze onbekende, alweer demissionaire minister veel ambtelijke algemeenheden zoals focus op kwaliteit, kennis en kunde, maatwerk leveren, innovatieloket en groeipotentieel. Alles ‘om een bijdrage te leveren aan de aantrekkelijkheid van de Nederlandse vlag en de kracht van het maritieme cluster.’

   Vaag allemaal en er mist iets, denk ik terwijl ik doorblader in de krant. Pas wanneer ik een aantal pagina’s verder ben snap ik wát er in de langetermijnvisie ontbreekt.

In een bijna twee pagina’s groot artikel staat een vette kop: ‘Zorgwekkend: suïcide op zeeschepen nemen toe.’ Sterfte door ziekte en zelfmoord. Stress is een belangrijke factor.

 

  Snel controleer ik de datum van de krant: 5 september 2025. Dus het gaat hier niet over een verhaal ergens uit de zeventiende eeuw, toen varen nóg veel risicovoller was. Je zou natuurlijk kunnen beweren dat schepen uit de zeventiende eeuw van hout waren, met veel grotere bemanning voeren, het werk veel zwaarder was en veiligheid voor bemanningsleden nog niet echt een item. De zeelieden werden vaak in een kroeg geronseld, hadden geen opleiding of cao en vakbonden bestonden niet. Dan vráág je om ongelukken, maar nee, dit artikel gaat echt over 2025.

   Je zou verwachten dat in de tussenliggende tijd veel verbeterd is en je zou toch redelijkerwijs kunnen verwachten dat sterfgevallen door ziekten of zelfdoding niet meer of alleen sporadisch voorkomen op zeeschepen en zeker niet toenemen!

   Hoort het risico voor suïcide en overlijden door ziekten bij het beroep zeeman? Ik denk terug aan mijn eigen carrière. Ook ik heb meegemaakt dat zeelui door verschillende oorzaken een einde aan hun leven maakten (tweemaal) of door ziekte om het leven kwamen (eenmaal). Het waren zeer traumatische ervaringen waarbij geestelijke opvang nagenoeg uitbleef. De nazorg van de wal (rederij) bestond veelal het voorval uit de publiciteit en het schip operationeel te houden.

   Er is dus niet veel veranderd, door veel te lange werkdagen en uitzendtermijnen, weinig ontspanningsmogelijkheden, slecht geregelde walpermissie, stressvolle verhoudingen tussen walpersoneel en schip en, last but not least, criminalisering van zeevarenden zorgen ervoor dat een zeeman bovenmatige stress ervaart, met alle gevolgen van dien.

   Tja, en dan moet een minister… sorry, een demissionaire minister, die sinds 19 juni de post Infrastructuur en Waterstaat vervuld, dit op zien te lossen. En, met alle respect, hij gaat energiek aan de slag een bijdrage te leveren de aantrekkelijkheid van de Nederlandse vlag en de kracht van de maritieme cluster te verbeteren.

Ik hoop maar zo dat hij ook wat tijd steekt in het verbeteren van werkomstandigheden van de zeevarenden. Tenslotte heeft hij zelf de Hogere Zeevaartschool te Amsterdam doorlopen…

 

 


Sportvisboten

 

Achter in mijn tuin, die grenst aan een boerensloot, ligt mijn aluminium visbootje op een zelf in elkaar geknutseld hellinkje. Nou ja, visbootje, nog nooit heb ik met dit bootje één vis gevangen. Ik gebruik het dan ook alleen zo af en toe om door de boerensloten te varen. Het bootje is fluisterstil, het wordt voortgestuwd door een elektromotor. Ik ben er erg tevreden mee.

   Sommige mensen willen echter wat groters, ze hebben kennelijk meer geld en willen wat sneller varen dan die 3 knopen welke mijn consolebootje maximaal kan halen. (6 uur volle kracht op één accu, ongeveer 6 kilometer per uur, vertelde de verkoper van het motortje mij).

   In Vancouver, Canada heb ik grotere sportvisboten zien liggen. Die hebben nog het meest weg van een soort overmaatse badkuip, spits uitlopend in een soort boegspriet die wat weg heeft van een loopplank. Wat je zoal uitvoert op een boegspriet waarop je kan lopen (met railinkje rondom), geen idee. Maar op bijna alle boten die zichzelf sportvisboot noemen zit een dergelijke constructie.

   Verder valt het dekhuis op. De voorste ramen staan absurd schuin naar achteren waardoor er misschien een mooie lijn in de boten valt te ontwaren (voor de liefhebber), maar wat mij bijzonder onpraktisch lijkt (minder ruimte binnen). Bovenop prijkt het stuurhuis met dezelfde achterover hellende ramen. Daar weer bovenop staat vaak een glimmende constructie die wel wat weg heeft van een overmaatse kinderstoel. Je kan de kinderstoel bereiken doormiddel van een smal, gammel laddertje. Vanaf deze hoge plek is het soms mogelijk je boot ver beneden je zitplaats te besturen. Tip: verander niet te bruusk van koers daar je het risico loopt uit de kinderstoel gezwiept te worden; de sportvissersboten staan niet bekend om hun robuuste stabiliteit…

   Maar goed, deze boten worden wel frequent gebruikt om vissen te vangen op zee.

Niet lang geleden werd ik geattendeerd op nog een type sportvisser. In 2024 werd de Special One opgeleverd door Royal Huisman. Een soort speedboot van 52 meter lang, gebouwd als een sportvisboot die vergelijkbaar is met de Canadese. De boegspriet ontbreekt maar ook dit schip (je kunt het geen boot meer noemen) heeft het ene dek na het andere. Ik tel er vier boven elkaar steeds kleiner wordend door die achterover hellende ramen. Het is het grootste sportvisjacht ter wereld, laat de beschrijving mij weten.

 

Boven: Indonesische wateren; beneden: Zuid Afrikaanse wateren

  Waarom een sportvisboot van nul naar dertig knopen in slechts 46 seconden moet kunnen accelereren is mij een raadsel. Ik weet niet veel van de visserij, maar wel weet ik dat er niet veel vissen zullen zijn die met meer dan 30 knopen door het water klieven. Dit jacht lijkt mij daarom ook meer een ‘kijk-eens-wat-ik-heb-bootje dan een sportvisboot. Ik denk niet dat er vaak vis mee gevangen gaat worden… 

 


Paniek!

 

Toen ik had besloten om zeeman te worden en de zeevaartschool doorlopen, monsterde ik als matroos. Wanneer je als matroos voldoende vaardagen gemaakt en je takenboek gereed had, werd je bevorderd tot tweede stuurman; derde stuurlui had je nog niet op de schepen van de KHV.

   Samen met een andere Nederlandse jongen werkten we als matroos tussen Kaapverdische, Spaanse en Portugese collega’s. Deze matrozen hadden het goed op een Nederlands schip: ze voeren met een Nederlandse cao volgens Nederlandse regels. Ze konden het er goed van doen omdat in die tijd het levensonderhoud in hun thuisland nog niet op vergelijkbaar Nederlands niveau lag.

   Maar aan alle goede dingen komt een eind. Want het moest allemaal goedkoper (vooral de bemanningskosten) waardoor de Spaanse, Portugese en Kaapverdische matrozen verdwenen. Ze werden vervangen door voornamelijk Filipijnen. Geen Nederlandse cao meer, de Amosup-cao werd voor hen standaard. Maar het was nog niet genoeg. Ik weet, ik heb er al meer over geschreven, maar ook de (Nederlandse) officieren bleken te duur. Ook die eruit. Russen, Filipijnen en officieren uit de Baltische Staten erin.   

Links: Gehucht nabij Batangas, vanaf de brug gefotografeerd

 

Terwijl in Nederland regelmatig een, terechte, verontwaardiging opsteekt dat vrouwen vaak minder betaald krijgen dan mannen voor hetzelfde werk, bleef over het gageverschil tussen Nederlandse en Filipijnen in dezelfde rangen stil in de maritieme wereld.

Niemand stelde vragen waarom iemand met Filipijns paspoort minder betaald krijgt voor dezelfde verantwoording en werk dan iemand met een Europees paspoort. En dat deze Filipijn ook nog eens langer aan boord zit. Áls er dan eens over gemopperd werd, werd het afgedaan met frases als ‘ach, die jongens wíllen langer aan boord zitten’ en ‘hun levensonderhoud is niet zo hoog als in Europa…’

   De directeur van de redersvereniging beweerde onlangs zelfs direct te kunnen zien aan de huizen in de Filipijnen wie bij een buitenlandse reder werkt, zulke paleizen waren het!

   En toen was daar het onafhankelijke College voor de Rechten van de mens. In een zaak, aangespannen door onder andere een Filipijnse zeeman, werd geconcludeerd dat ‘het beloningssysteem voor zeevarenden, gebaseerd op het prijspeil in het woonland, discriminatie oplevert.’Paniek bij de redersvereniging! ‘Het belonen naar lokaal prijspeil voorkomt scheefgroei en ongelijkheid in koopkracht’ is het argument bij de redersvereniging.

   Maar even terug naar het begin van dit verhaal. In de eerste jaren voer ik veel op Brazilië en andere landen in Zuid-Amerika. Een aantal van de (Nederlandse) officieren had daar een vaste vriendin; anderen waren getrouwd en woonden er zelfs. Later gebeurde hetzelfde in de Filipijnen of Indonesië: Nederlanders vonden er de liefde van hun leven en emigreerde naar het land van hun echtgenote. Werden deze Nederlanders (waarvan sommigen zich ook lieten uitschrijven uit Nederland) gekort in hun gage omdat ‘het belonen naar lokaal prijspeil scheefgroei en ongelijkheid in koopkracht voorkomt’? Nee, niet bij hen. Ik denk dat het College voor de Rechten van de mens een punt heeft.

 


Vijftig jaar Sail

 

Het zal geen lezer met maritieme interesses zijn ontgaan: Sail Amsterdam gaat weer van start, (of is inmiddels alweer voorbij). Ik sta verbaast over de tijd: aangezien dit de tiende aflevering is van Sail is het inmiddels 50 jaar geleden dat de eerste editie plaatvond! Vijftig jaar, een halve eeuw! Op zich is dit niet lang; wel een schok dat ik deze eerste Sail bewust heb meegemaakt.

   Sail Amsterdam 700 heette de eerste aflevering, omdat Amsterdam 700 jaar bestond. Het leek de raadsleden van de gemeente wel grappig de haven weer eens een keer vol zeilschepen te zien. Dat kon toen makkelijk: in de jaren zeventig ging de ene na de andere scheepswerf failliet, (zee)scheepvaart die in 1975 nog vaak aan de Java-eiland, KNSM-eiland, Rietlanden of Amsterdam Noord lagen, werden verbannen naar nieuwe havens in het Westelijk havengebied, of nog verder van de bewoonde wereld. Ruimte dus aan de oude kades voor zeilschepen die al afgeschreven leken te zijn en alleen door enthousiastelingen gerestaureerd en in de vaart gehouden werden.

   Een van de redenen dat ik op mijn zestiende op mijn opgevoerde Kreidler stapte om naar Velsen te rijden, waren een aantal schepen die ik wel op foto had maar nog nooit in het echt gezien. Allereerst de Amerigo Vespucci, een schip dat toen nog uitgerust was met een aantal (lichte) kanons. De Dar Pomorza was er, de George Stage. Allemaal vierkant getuigde volschepen. En natuurlijk de Gorch Fock, de Roemeense Mircea, de nu verbannen Kruzhenstern, allemaal barken.

   Ik herinner me dat ik ietwat teleurgesteld was vanwege de Nederlandse inbreng.

Toen de Eendracht langs voer voelde ik iets van plaatsvervangende schaamte; was dit het grootste schip waar een zeevarende natie als Nederland mee aankwam? Een uit de kluiten gewassen jacht? Of anders de Freya? Moesten we het daarmee doen?

   Met 700.000 bezoekers was het destijds een evenement van belang, oude glorie, ondanks de inbreng van niet echt oude schepen, laat staan een volschip of bark voor Nederland.

Daar lagen de schepen, midden tussen terreinen vol verlaten en verwaarloosde loodsen van failliete scheepswerven en de vervallen (en verouderde) kades in het oostelijk havengebied,

  

Boven: Het IJ in 2010 Onder: Kamper Kogge

Maar na deze eerste aflevering van Sail, en misschien wel mede daardoor, gebeurde er iets heel speciaals in Nederland. Na deze opleving van interesse in nostalgische zeilschepen in de Amsterdamse haven werd de ene na de andere replica gebouwd. De Amsterdam (1985), Batavia (1995), Halve Maen (VS 2014), Kamper Kogge (’94 – ’98), het statenjacht Utrecht (’98 – ’03) en vrij recent de Witte Swaen (2018). Gelukkig! De interesse voor de Nederlandse schepen die geschiedenis hebben geschreven was terug.  

   En tóch denk ik dat het overgrote deel van de verwachte 2,3 miljoen bezoekers geen antwoord heeft op de vraag ‘noem de naam van een nog bestaande Nederlandse rederij’. Jammer…


Boven: maquette gemaakt door Joe Cillen, beeldend kunstenaar

 

Het grootste schip van de wereld

 

In mijn loopbaan heb ik heel wat grote en gigantische schepen voorbij zien varen. Het grootste waar ik ooit dicht in de buurt ben geweest is misschien wel de Pioneer Spirit toen het in het Prinses Arianebasin lag te Rotterdam. Wat ik toen niet wist is dat er een veel groter schip bestaat. Het is permanent afgemeerd in hartje Rotterdam.

   Ze is maar liefst 1300 meter lang en 100 meter breed, heeft zowel aan stuurboord als aan bakboord een gangway met een breedte van meerdere rijbanen!

Aan boord van het schip leven maar liefst 3455 bemanningsleden. Het vaart onder een enigszins aangepaste Rotterdamse vlag. Heeft de Rotterdamse vlag in het midden van de horizontaal gestreepte groen-wit-groene  banen het stadswapen, het grootste schip ter wereld heeft een vlag met datzelfde groen-wit-groen, maar dan met in het midden een rood hart.

De naam van dit fantastische schip: m.s. Noordereiland.

   Ja, inderdaad is het een eiland in de Nieuwe Maas. En ja, het heeft met een beetje fantasie de vorm van een schip. Maar hoe kan het dat er brochures, ansichtkaarten en stadsplattegronden bestaan met daarop daadwerkelijk de naam m.s. Noordereiland?

   Eén van de bemanningsleden van het eilandschip is Joe Cillen. Vroeger volmatroos op de wilde vaart, later duikinstructeur en nu vooral beeldend kunstenaar. Hij is voor een groot deel de drijvende kracht dat het langgerekte eiland zelfs door veel bewoners wordt gezien als een schip. Sommigen van hen geven zelfs hun adres op als ‘stuurboord vóór’ of ‘ik woon in de midscheeps’.

  

Rechts: Het Ovaal, oftewel, Het Kluisgat

Op het achterschip staat over de hele breedte een vrij nieuw gebouw. Op de hoeken, helemaal boven op het dak, staan een groen en een rood boordlicht, twee kunstwerken van Cillen. Helemaal op het poopdek staat een grote misthoorn, een werk van weer een andere kunstenaar.

Ook kun je daar de machinekamer vinden. Een soort achterom steegje, volgens Cillen aan het eind van de vorige eeuw een gebruikersplek voor verslaafden; nu een lichte, schone steeg met striptekeningachtige muurschilderingen van fantasiemachines. Gemaakt door kunstenaars en buurtkinderen. De schoonste en rustigste machinekamer die ik ooit gezien heb!

   Op de boeg, het westpunt van het eiland is nog een kunstwerk aangebracht. Het is een grote cirkel op straatniveau. Het Ovaal heet het officieel, maar de bewoners hebben daar, geheel in de geest van het eilandschip ‘Het kluisgat’ van gemaakt.

Waar eens de spoorlijn liep, die via De Hef het eilandschip opkwam, is nu een park. Ons Park, heet het eenvoudig. Hier zijn door onder andere Cilles kersenbomen geplant. Ik haal vragend mijn wenkbrauwen op: ‘Kersenbomen?’

Cilles grijnst: ‘Tegen de scheurbuik, natuurlijk…’

   Teruglopend over de gangway… eh, de Willemsbrug naar het kosmopolitische centrum van Rotterdam stel ik me voor dat achter mij het m.s. Noordereiland onder stoom komt en zich langzaam richting zee beweegt.


Robotbootsman

 

Laatst bekeek ik op social media een filmpje over een pont in Gorinchem met een wel heel bijzonder bemanningslid. In eerste instantie dacht ik een klein, lelijk mismaakt mannetje te zien strompelen naast de baas van de pontrederij, maar al snel werd duidelijk dat dit een humanoid was. Voor mensen die denken dat een bemanningslid altijd een mens is een korte uitleg. Een humanoid is een soort computer in de vorm van een mens, nou ja, ongeveer dan.

   Bij deze rederij moet het bemanningstekort wel heel nijpend zijn dat er een wandelende computer wordt aangeschaft die taken op de pont gaat over nemen. Althans, in de nabije toekomst. Nu is hij (zij? Het?) op proef voor twee jaar, hij/zij/het loopt stage net als de jongens en meiden die van de zeevaartschool afkomen.

   Toch blijven er nog wat vragen zeuren bij mij, over deze digitale bootsman die op het filmpje continu high-fives aan passagiers uitdeelt, maar nog geen tros kan beleggen.

Ik besluit, heel erg van deze tijd, een andere robot een paar vragen voor te leggen. Had mijn digi-zoon mij immers niet recentelijk getoond hoe hij kan praten en vragen stellen aan (of met behulp van) zijn telefoon? En na enige druk van hem heb ik nu ook zo’n alwetende app op mijn telefoon.

   Ik tik de eerste vraag in: waarom heeft deze pontreder een robotbemanningslid aangeschaft aan boord van een van haar schepen? Het zeer uitgebreide antwoord verschijnt in luttele seconden: ‘de reder wil vooroplopen in de modernisering van openbaar vervoer over water’. Verder nog een heel verhaal over toegankelijkheid en klantvriendelijkheid.

   Maar ik vraag door. Is deze robot niet gewoon ter vervanging van een mens?

Mijn telefoonrobot verschiet van kleur; het wordt ten stelligste ontkent: ‘Hier is hoe het écht zit: de robot vervangt geen bemanningslid maar ondersteunt’.

Snel typ ik: maar een robot behoeft geen gage. Er komt direct een antwoord: ‘een robot aan boord betekent (nog) geen ontslag voor bemanning, maar het is wél een strategische investering die – als het bevalt – op termijn tot minder mensenwerk zou kunnen leiden’. 

Boven: Op deze pont geen robots voorlopig (Suez kanaal nabij New Ismailia)

 

  Dus toch! Maar ik ben nog niet tevreden.

Wat moet een bootsman die vervangen wordt door een humanoid doen? ‘Hij kan overstappen naar walgebonden beroepen’ vindt mijn alwetende robothulp.

Is het niet gewoon beter iemand die heel graag vaart te laten varen en niet iets op te dringen wat hij niet wil?

Het antwoord verbaast me niets: eerst volgt er een geruststellende uiteenzetting over hoe scherp deze vraag wel niet is, want ‘werk is meer dan inkomen’, en ‘waarom zouden we humanoids inzetten voor werk dat mensen nog steeds met toewijding en bekwaamheid willen doen?

   Dan komt de aap uit de mouw: ‘In de commerciële vaart willen bedrijven besparen. Robots hoeven geen slaap, loon of verzekering.’

Reders, zeg dit dan direct en bazel niet over ‘vooroplopen in de modernisering, toegankelijkheid en klantvriendelijkheid… ‘


Spiegelretourschip

 

Mijn oog valt op een foto in de krant van iets dat op een zeilschip uit de zeventiende eeuw lijkt. Immers, boven het artikel staat dat het hier om een VOC-replica gaat. Niet zómaar een VOC-schip; nee, het is een zeilschip gebouwd ‘in de stijl van een spiegelretourschip uit de VOC-periode.’

Mooie term, spiegelretourschip. De spiegel is het vlakke, rijkversierde deel van de achtersteven; het woord retour geeft aan dat de eigenaren van het schip vurig hoopten dat het ook weer terug zou keren in Holland, rijk beladen met goederen uit het Verre Oosten.

   Maar het is niet zozeer het woord spiegelretourschip dat mij doet aanslaan; het is meer de term replica.

   In mijn archief vind ik een foto die ik geschoten heb in de voormalige werkhaven aan de Houtribdijk. Een foto van een schip dat nog het meest lijkt op een piratenschip uit het weekblad Donald Duck. Mijn foto en het artikel gaan over hetzelfde schip, de Souverein. Het heeft een enorme, enigszins hoekig uitgebouwd kampanjedek. Ok, op het oog lijkt de driemaster op een schip dat veel ouder is dan een gemiddeld bruine vloot-schip. Maar dan vallen de stalen masten en ra’s op, ze staan aan dek van de replica als kale lantaarnpalen.

Links: Replica van een...pieremegochel. (Sail Amsterdam)

 

Het schip heeft ook geen galjoen, toch een typerend detail voor een VOC-schip. Waren de grootste VOC-schepen uit de 17e eeuw ca. 45 meter lang, het Donald Duck piratenschip is 58 meter lang. Fors langer dan het grootste retourschip uit de VOC-tijd!

   Andere details vallen ook op: Het staand want oogt wat iel. Is een origineel want van dik touwwerk, dit want lijkt vervaardigd uitsluitend uit staaldraad. Ook kan men bij alle drie de masten slechts over stuurboordzijde naar vreemd, grote, ronde kraaiennesten klimmen, aan bakboord ontbreekt het want en bestaat uitsluitend uit stagen (ook staaldraad).

   Uit het artikel blijkt al snel dat de authenticiteit bij de verbouwing niet op de eerste plaats heeft gestaan. Het oorspronkelijk als binnenvaarttanker (…) gebouwde schip werd omgebouwd tot zeilschip, compleet met een kampanje dek en zelfs kanonnen(?) Na de coronatijd werd ze grondig vernieuwd, voorzien van een boegschroef en ‘moderne horecafaciliteiten’. Het is ‘naar het niveau van een vijfsterrenschip’ gebracht, een scheepstype waar ik nog nooit van gehoord had. Wellicht omdat gewone zeelui niet op vijfsterrenschepen varen…

   Het schip vaart ‘met gasten en maakt een mooie omzet.’ Aha, dáár is de clou. Een soort varende kroeg dus, (gesitueerd in het kampanjedek, zo te zien op de foto) met gasten die het geen bal kan schelen of de VOC met dergelijke schepen voer.

   Maar ja, een replica is toch eigenlijk een exacte kopie van het origineel, zoals de Batavia bijvoorbeeld. Ik durf te betwijfelen of dat bij de Souverein gelukt is. Maar wilt u zelf een oordeel vellen: tijdens de Sail Amsterdam vaart het mee in het konvooi. Weinig authentiek, weinig replica, wel vijf sterren.

 


Zeemansboekje

 

Laatst werd ik benaderd door een medewerkster van deze krant met de vraag of ik een foto had van mijn monsterboekje. Het was voor een artikel over fraude met deze officiële documenten. Met name buitenlandse zeevarenden op Nederlandse vlag schepen zouden hebben gerotzooid met deze papieren.

   Een zeemansboekje of monsterboekje is een officieel identificatiedocument, net als een paspoort of rijbewijs. Toen ik begon te varen kon je zelfs reizen per vliegtuig door je monsterboekje te laten zien! Ik ben van net na de periode dat die boekjes een lichtgroene, linnen kaft hadden. Mijn eerste boekje, met daarin de machtiging van ‘de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige’ (mijn pa), had een donkerblauwe plastic kaft, met daarin een uitgesneden venstertje om mijn naam te kunnen zien. Het zag er toen (mijn eerste boekje is afgegeven op 12 juli 1976) tamelijk officieel uit. De bladzijden stonden vol met stempels en handtekeningen van instanties en ambtenaren.

   Dat kwam door de ambtenaar van aanmonstering die persoonlijk aan boord kwam controleren of je beschikte over de benodigde papieren. Ook toen al werd er zo nu en dan fraude gepleegd. Nadat de ambtenaar de schepelingen had ingeschreven, kon het gebeuren dat de zojuist gemonsterde hwtk, na bezoek van de ambtenaar, met een brede armzwaai en een ‘tot volgende keer’ naar huis fietste. Op papier en volgens het aantal monsterboekjes aan boord voldeed men aan de wettelijke bemanningseisen.

   Maar langzamerhand leek het wel of steeds minder autoriteiten het nut van dat boekje begrepen. Op de grens van Brasil en Peru, waar ons schip uit- en ingeklaard werd, bekeken immigratieambtenaren het Nederlandse monsterboekje alsof ze iets dergelijks voor de eerste keer zagen. (En waarschijnlijk was dat ook zo).

   Terwijl het paspoort evalueerde met allerlei ingebouwde elektronische gegevens zoals vingerprints en glimmende futuristische pasfoto’s waarop je absoluut niet mag glimlachen, bleef het monsterboekje een onhandig, ‘landscape’ gedrukt, administratief bewerkelijk en ambtelijk document, aangevuld met het vaarbevoegdheidsbewijs, de geneeskundige verklaring zeevaart, het certificaat maritieme radiocommunicatie, een bekwaamheidsbewijs én alle verdere certificaten, diploma’s en bewijzen van deelname aan allerlei cursussen. De pasfoto werd ‘beveiligd’ met een stempeltje waarop in het Nederlands (lekker internationaal…) stond: ‘Inspectie leefomgeving en transport’. Wat die leefomgeving er mee te maken had bleef vaag.

   Buitenlandse monsterboekjes leken meer op een paspoort, hoewel soms oudere boekjes nog met de hand werden beschreven. De pasfoto toonde een lachende zeeman die soms in niets op de eigenaar van het boekje leek. Eens vroeg ik een Filipijnse zeeman of het boekje wel van hem was.

   ‘Of course!’ lachte hij, ‘then I was much younger…’

   Nee, het verbaast me niets dat er mee gefraudeerd wordt. Tip voor de autoriteiten: cancel dit boekje en check alleen paspoorten, of voorzie deze monsterboekjes, net als de paspoorten, van biometrische kenmerken zoals vingerafdrukken, gezichtsherkenning en fancy blinkende pasfoto’s waarop niet gelachen mag worden.  

Boven: pagina's vol met stempels in mijn eerste monsterboekje

 


Astoria

Zevenenzeventig was ze. Na een onzekere periode van enkele jaren is het dan toch zover. Het schip lag al geruime tijd in de Waalhaven aan de ketting, niemand wilde er meer mee varen. Te oud, in slechte staat en met haar 160 meter lengte, misschien ook wel te klein. Omdat een schip alleen maar geld kost wanneer het in een haven ligt, werd het uiteindelijk geveild.   

   Tweehonderdduizend euro moest het opbrengen. Een koopje, op het eerste gezicht. En wie wil er nu niet een in 1948 gebouwd schip dat, volgens kenners, het enige klassieke cruiseschip is dat nog bewaard is gebleven? Compleet met zeeg en art deco-interieur en originele patrijspoorten in de hutten.

 

Links: Kranten bericht van de ondergang van een ander passagiersschip...

 

  Toch valt me iets op wanneer ik een foto zie waarop de Astoria haar laatste reis aanvangt, achter een sleepboot naar de sloper in België. Niet alleen de schoorsteen die niet bij het schip van bijna tachtig jaar oud past, ook haar achtersteven heeft een ongebruikelijke vorm. Het lijkt alsof er nóg een scheepsromp aan vast hangt, maar dan omgekeerd. Zitten hieronder de schroeven? Mogen de passagiers die over het hek de diepte in turen het schroefwater niet zien?

Ik graaf wat verder in de historie van het schip. Hoewel het meer dan tien verschillende namen heeft gehad kan ik alleen de laatste in mijn bescheiden archief terugvinden.

Wel vind ik een ander schip die eeuwig verbonden is met de Astoria. De Andrea Doria, een Italiaanse cruiseliner. Beiden schepen kwamen met elkaar in aanvaring in dichte mist, ongeveer 50 mijl ten zuiden van Nantucket Island. Er waren 51 slachtoffers te betreuren en de Andrea Doria, die in haar stuurboordzijde geramd werd door de Astoria, zonk een dag later.

Er bestaat een dramatisch filmpje van een verslaggever, die met een inderhaast gehuurd vliegtuigje getuige is van de ondergang van de Andrea Doria en dat op beeld vastlegt.

De Astoria (ten tijde van de aanvaring Stockholm geheten) vervolgt haar weg met een zwaar beschadigde voorsteven en wordt hersteld. Het wisselt daarna nog geregeld van eigenaar en naam, wordt verbouwd (dat rare achterschip en misplaatste schoorsteen), maar het einde is nabij.

Net als andere beroemde cruiseliners zoals bijvoorbeeld de United States, wordt de Astoria ingehaald door de tijd. Ging het bij de United States nog om zo snel mogelijk de Atlantische Oceaan over te steken, de Astoria moest het afleggen tegen belachelijk grote passagiersschepen met wildwaterbanen, diverse bioscopen, klimmuren, casino’s, fietsparcours, kartbanen en binnentuinen voor massatoerisme. Daar stak het enige casino, het eenvoudige zwembad(je), en het zonnedek op de Astoria maar magertjes bij af.

De Astoria wordt roemloos gesloopt; de United States wordt tot zinken gebracht en zal voorbestaan als ‘artificial reef’.

De Waalhaven oogt leeg na het vertrek van de Astoria. Gelukkig is daar nog onze oude vertrouwde s.s. Rotterdam aan het Katendrechts Hoofd in Rotterdam.

 


Wet bemanning zeeschepen

 

   ‘De sollicitant voor de functie stuurman zit te wachten in uw kantoor.’

   ‘Ik kom zo, Harry, geef hem maar vast een kop koffie.’

Even later zitten Erik Stumpel, hoofd bemanningszaken van een grote Nederlandse rederij, en Harry Knecht, assistent, tegenover een schuchtere, kleine man die zich duidelijk niet op zijn gemak voelt.

   ‘Dit is Mapalo Wankumbu uit Kaingu, Zambia,’ begint Harry. ‘Ik denk niet dat hij geschikt is om als stuurman te varen op onze schepen… Hij heeft alleen zijn vaarboekje om de Katue River over te steken met een pontje en zijn trainingscertificaat gaat alleen over hoe om te gaan met buitenboordmotoren. Dus ik denk…’ Harry wordt bruusk onderbroken door Erik.

   ‘De nieuwe Wet Bemanning Zeeschepen is duidelijk, Harry! Buitenlandse certificaten en medische keuringen worden in ruime mate erkend. En Makum… Wankalo… eh, die meneer hier heeft vaartijd. Zijn gage wordt aangepast aan de levensomstandigheden van zijn thuisland. Die zijn gelukkig niet zo hoog als hier!’ lacht Stumpel.

   ‘Maar je kan iemand uit Zambia toch niet meteen op zeeschepen laten varen? Het land lígt niet eens aan zee! En zeker niet op schepen onder Nederlandse vlag…’

   ‘Ho, ho, ho!’ buldert hoofd bemanningszaken Stumpel, ‘Niks Nederlandse vlag! Vanaf 1 juli moet je zeggen dat onze schepen ‘op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren!’ Uitdagend kijkt hij Harry aan. ‘Nou, nog meer bezwaren voordat Makulo, Kumbu… deze meneer aan boord kan?’

   ‘Wanneer Mapalo op schepen die eh…op grond van… nou ja, wat we vroeger Nederlandse vlag schepen noemden, komt te varen, wordt het bij iedere Port State Control-keuring aangehouden.  Zijn papieren…’

Smalend lachend onderbreekt Stumpel het betoog.

   ‘Dan vlaggen we het schip om naar Antigua en Barbuda, of zoiets!’ roept hij triomfantelijk. ‘Dat kan óók met de nieuwe wet! Wanneer het gaat om fiscale of regelgevende omstandigheden in een ander land! Nou, win-win of niet soms?!’

 

Boven: Goedkope arbeidskrachten met dito vlaggen...

 

De Inspectie Leefomgeving en Transport, het Kadaster, de redersvereniging KVNR, en nog een paar instituten (waar was Nautilus?), hebben het voor elkaar: het wordt vanaf 1 juli (nog) gemakkelijker om (nog goedkopere) buitenlanders aan te nemen op Nederlandse vlag-schepen… (sorry, op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd de Nederlandse vlag te voeren-schepen). Omvlaggen als regels je niet aanstaan? Geen probleem.

   Ergens eerder in de krant wordt geschreven over het bezoek van de nieuwe Rotterdamse burgermeester Schouten die een bezoek brengt aan de KVNR en een rederij, (waarom niet aan Nautilus?) Het ging daarbij om vragen als: hoe kan Rotterdam een gastvrije haven blijven, hoe krijgen zeevarenden beter toegang tot de wal en, last but not least, hoe zorgen we ervoor dat het zeevaartonderwijs in Rotterdam aantrekkelijk blijft? Dat laatste lijkt mij een plichtmatige achterhoedeschermutseling van de burgermeester, gezien de nieuwe wet.

 


Basisregels

 

Het gebeurt gelukkig niet vaak dat er in Nederlandse havens dramatische ongelukken plaatsvinden, zoals in de Waalhaven onlangs. Bij het lossen van staalplaten kwamen twee stuwadoors om het leven en raakten er twee zwaargewond. De staalplaten werden uit een binnenvaartschip gelost. Hoewel de toedracht van het ongeval bij het ter perse gaan van de krant nog onbekend was, ben ik benieuwd hoe zulke zware ongelukken kunnen gebeuren.

   Talloze malen heb ik, over de hele wereld, staalplaten geladen en gelost. Meestal werden die staalplaten, van diverse afmetingen en dikten, gestapeld met stuwhout eronder. De platen worden met platenklampen of platenklemmen ingehoekt en wanneer de kettingen, met daaraan de klampen, strak komen te staan kunnen normaal gesproken de klampen niet losschieten.

Wanneer de kettingen strak komen doet iedereen één of meerdere stappen terug en wordt de last opgehesen. Er gelden aan boord een paar strikte regels waar niet mee gesjoemeld wordt. Nóóit onder een last doorlopen of staan is misschien voor stuwadoors (en bemanningsleden die in het ruim of aan dek moeten zijn) wel de belangrijkste. Toch ken ik meerdere gevallen dat een bemanningslid deze eenvoudige regel aan zijn laars lapte (en met de dood moest bekopen), gelukkig niet bij mij aan boord.

Links: Na belading is er in het ruim niet veel plaats meer over...

 

  Draag altijd een helm aan dek, goede werkkleding, geen ringen of andere sieraden, niet roken (staat overal in een scheepsruim levensgroot aangegeven), geen alcohol gebruiken tijdens het werk, gebruik gecertificeerd materiaal… En zo nog een paar.

   Wanneer dan alle voorschriften en regels worden uitgevoerd is er natuurlijk nog altijd botte pech. Zoals die keer dat een hijs (gladde, gecoate) boorpijpen gelost werd. Iedereen deed een paar stappen achteruit maar niemand kon verwachten dat een bovenop liggende pijp door een kleine helling met een boog eraf gleed. Een stuwadoor die niet voldoende afstand had genomen verloor hierbij een been.

   Hoewel bij het ongeval in de Waalhaven op het moment van publicatie nog geen oorzaak bekend was, stelt FNV Havens dat bij het overslagbedrijf ‘veiligheid geen prioriteit had’. Betekend dit dat de jonge slachtoffers onvoorzichtig zijn geweest? Konden de slachtoffers niet op tijd wegkomen in het nauwe ruim van het binnenvaartschip? Of werd er niet op hen gelet?

Misschien was er, zoals zo vaak, tijdsdruk.

   Het is onmogelijk dat daar waar gewerkt wordt, alle ongevallen worden uitgesloten. Wèl is het mogelijk dat een bedrijf investeert in veiligheid, rusttijden en arbeidsuren strikt in de gaten houdt en deugdelijke, gecertificeerde materialen beschikbaar stelt. En dat werknemers bewust zijn van de gevaren. In mijn carrière duurde het járen voordat de technische dienst van de rederij erachter kwam dat er ook door hen een helm aan dek gedragen moest worden. Dat rusttijden er niet zijn om het werk te saboteren (maar om even op adem te komen) daalde bij hen nooit in. Misschien heeft FNV Havens een punt wanneer ze stellen dat veiligheid een issue was, daar in de Waalhaven.