ZWARE KEES

Deel 3

Verhalen op de valreep

1e Druk April 2014

ISBN: 978-90-8616-146-1

NUGI: 466

Uitgeverij: Lanasta, Emmen

 

 

 


In de scheepvaart zijn wij niet zo van protocol. Gewoon doen en niet zeuren, is het advies. Veel kapiteins lopen dan ook onopvallend in een spijkerbroek en zien eruit als een man waar men gewoon ‘meneer’ tegen zegt. Je kan daarom rustig over straat. Vroeger ging dat wel anders en ongemerkt aan boord stappen was er al helemaal niet bij. Maar ja, dat waren andere tijden.

 

Captain onboard!

 

Voortbewogen door veertien gespierde matrozen, allen gestoken in een gestreepte trui, onder leiding van een barse bootsman steekt de rijk versierde longboat van wal. Ik ben zojuist opgestapt nabij de Schreierstoren, onderweg naar het vlaggenschip dat even ten westen van de binnenstad van Amsterdam ten anker ligt.

Een stevige zuidwester veroorzaakt behoorlijke golven op het IJ en de matrozen voorin de sloep zijn door het continu overkomende buiswater binnen enkele ogenblikken doorweekt. Ikzelf zit heerlijk droog in de roef, bijna achterin. Een aanwezige bediende schenkt mij een roemer wijn in, welverdiend na de lange tocht per trekschuit en diligence vanuit het noorden van Noord Holland. Ik had natuurlijk ook op de rede van Texel aan boord kunnen gaan maar ja, het is eind oktober en de wind kan daar gemeen doorstaan.

In de verte doemt het kolossale schip op. Breed waaiert de compagnievlag uit en het rood-wit-blauw siert iedere masttop. Dan davert een saluutschot over het water, we zijn gezien door de uitkijk. Direct wordt het dek bevolkt door matrozen en officieren. Ze rennen heen en weer, orders worden geschreeuwd, de erewacht treedt aan. Niet veel later komen we met een lichte bons langszij de valreep.

Als ik via de houten treden aan de naar binnen gebogen zijde naar boven klim, klinkt het fluitje van de bootsman.

- ‘Kapitein aan boord!’ Alle gezichten zijn op mij gericht, terwijl ik de eerste officier opdraag het schip morgen met zes glazen op de voormiddagwacht gereed te hebben om het anker te lichten en zeil te hijsen op weg naar de rede van Texel.

Daarna...

 

 

Met een lichte bons komt het pontje tot stilstand bij de NDSM-werf en wordt de klep neergelaten. Mijn dagdromerij ploft als een zeepbel uiteen. Drommen mensen, al dan niet met een fiets, lopen het IJ-veer af, botsend tegen elkaar omdat de meeste verdiept zijn in iets machtig interessants op hun smartphone. Anderen geven de laatste passagiers nauwelijks gelegenheid vaste wal te betreden en haasten zicht de pont op.

Ik laat mij met de stroom meevoeren en zet daarna de pas erin. Na tien minuten kom ik bij mijn schip aan, de gangwaywacht is op het tussendek bezig de laatste materialen te zeevasten. Hij is de enige die mij verwelkomt aan boord. Het schip is uitgestorven. Iedereen maakt nog van de gelegenheid gebruik om bij te slapen of nog gauw aan de wal een biertje te drinken. Morgen zetten wij zeil... eh, vertrekken wij op zes glazen van de voormiddagwacht, nou ja, zeg maar negen uur in de ochtend.

GMT-tijd.


In het Verre Oosten wordt niet echt vriendelijk met dieren omgegaan...

Boven: aapje in restaurant, China

Onderste twee foto's: 'straattheater' met apen, China.

Je hebt zeehonden, zeekoeien, zeeleeuwen en zeepaardjes. Maar zee-apen? Nooit van gehoord. Toch heeft de kok ons een half uurtje kunnen vermaken met verhalen over een aap. Hiermee wordt het toch een beetje een zee-aap verhaal.

 

 

Apenstreken

 

- ‘In de tuin van mijn buurman loopt een tamme aap. Nou ja, bijna tam. Laatst had die buurman zijn visnet uitgegooid. Bij ons aan de kust leeft een soort agressieve krab, niet zo groot, ongeveer zo.’ De kok houdt zijn duim en wijsvinger een centimeter of acht uit elkaar.

- ‘Hij vond in het net een paar van die krabben. Je moet weten dat een van de scharen van zo’n beest bijna net zo groot is als het lijf!’ vervolgt hij met een schaterlach. Als de kok op zijn praatstoel zit, laat hij bijna elke zin volgen door een hese schaterlach, zodat je soms moeite hebt te begrijpen waar het over gaat.

- ‘Mijn buurman wilde een grap met die nieuwsgierige aap uithalen, dus gaf hij die krab... ha ha... aan zijn aap en...’ De kok komt haast niet meer uit zijn woorden door de voorpret.

- ‘De aap keek van dichtbij... hi hi naar dat vreemde, bewegende beest en... ha ha... toen... ha... kneep die krab... ha ha... en hing aan de lip van die aap en...’ Weer met duim en wijsvinger doet hij een poging een aan zijn lip hangende krab te imiteren, waardoor hij vrijwel onverstaanbaar wordt.

- ‘Die aap rennen en krijsen!’ De kok rolt bijna om van het lachen. Het schouwspel maakt ons ook aan het lachen, maar de clou is nog niet verteld.

 

 

- ‘Een dag daarna loopt de buurman met mij naar zijn auto. Plotseling komt diezelfde aap aangerend en...’ weer volgt er een lachbui, ‘...bijt die aap in de kont van mijn buurman!

Hij moest vierentwintig injecties tegen hondsdolheid!’ De kok loopt gevaarlijk rood aan en wij lachen mee.

Net denken we dat we door kunnen met onze lunch, of de kok, gesteund door zoveel succes, begint het volgende verhaal. Het gaat alweer over apen die, waar hij woont, schijnbaar net zo talrijk zijn als bij ons konijnen rond station Sloterdijk. We vernemen hoe je ze gemakkelijk kunt vangen als je er last van hebt, omdat ze ’s nacht op je akkertje de maïskolven komen stelen. Mix wat rum en suikerwater en giet dit in een paar maïskolven die je half hebt afgesneden. De volgende morgen kun je de dronken apen gemakkelijk verzamelen en ze elders in het oerwoud weer uitzetten. Wanneer de kok een dronken aap probeert te imiteren liggen wij dubbel van het lachen.

 

Tja, we zitten midden op de Pacific en er gebeurt niet veel. Dan blijft er niet veel anders over dan te luisteren naar verhalen van anderen. En ik schrijf ze dan wel op.


Het duurt gelukkig nog een aantal weken voordat bemanningszaken aan de bel hangt met de mededeling dat ‘er een bootje beschikbaar is. Voordat het zover is wordt wel verwacht dat je tijdens je verlof de nodige cursussen doorloopt zodat je met de laatste inzichten op velerlei gebied weer aan boord stapt. En zo reis ik naar huis, voldaan na een geslaagde cursus, een vers certificaat ‘medische zorg aan boord’ rijker...

 

Kippenvel

 

Schuin tegenover mij, in de stiltecoupé van de trein, zitten twee meiden luid te praten. Omdat de rest van de passagiers zich wel aan het stiltegebod houden zijn ze goed te volgen.

- ‘Gisteren naar Justin Bieber in Roffa geweest, vet awesome!’ zegt de ene terwijl ze met duim en wijsvinger snel over het schermpje van haar smartphone veegt.

- ‘Echt?’ gilt de ander. Maar het is niet echt een vraag.

- ‘Ja man, hot die Justin! Spang man! En toen hij zong, wees hij naar mij!’

- ‘Echt?’ De vriendin heeft nu een Blackberry tevoorschijn gehaald.

- ‘Ik heb sick picca’s van die swagga boy’, man!’ haar stem slaat nu over van enthousiasme.

- ‘Echt? Post die picca’s op Fb, man. Zal ik ze liken!’

Voor ik verder ga moet ik bekennen dat ik geen cursus straattaal heb gevolgd, dus er kunnen spelfouten in het bovenstaande geslopen zijn.

- ‘Man, die koolio zong ook nog bjoetie en uh biet! Kippenvel!’

- ‘Echt?’

 

 

Roofvogel te Sekondi: kippenvel!

Soms zou ik willen dat ik ook een smartphone (telly, ook wel fonna) bij me heb, of een MP-3 speler. Gewoon om me terug te trekken met muziek.

Ik ben onderweg naar huis na een week cursus te hebben gevolgd. In een soort drijvend klaslokaal ergens op de Maasvlakte hebben we allerlei medische handelingen herhaald. Herhaald, want deze cursus moet een zeeman elke vijf jaar doen. Hierdoor is een infuus inbrengen kinderspel voor mij en een intramusculaire of subcutane injectie toedienen heeft voor mij geen geheimen.

- ‘Nou, en toen wilde ik hem gewoon effe fassen, of een bossie geven of een boks, maaknieuit!’

- ‘Echt? Chill!’

Nek immobilisatie, geen probleem. Gewoon met een nekkraag die je...

- ‘En als toegift zong hij As long as joe laf me. Ik zweer het je: kippenvel!’

 

Ik begin een beetje geïrriteerd te raken. Zelfs een klein beetje boos, omdat ik niet eens even kan uitleggen wat we zoal gedaan hebben op die medische cursus!

- ‘Kippenvel? Weet je waar je kippenvel van krijgt? Van een cursist die een infuusnaald dwars door een ader steekt zodat ie er aan de andere kant uitkomt en zich daarmee in zijn vinger steekt! Of nee, je krijgt kippenvel van dat filmpje van die blaaskatheterisatie. Waar dat slangetje van een toch niet geringe diameter in een niet met name genoemd lichaamsdeel van die arme man werd geschoven! Dat ging verre van soepel!’

In mijn fantasie bijt ik dit die bakvissen toe maar ik houd mijn kaken op elkaar. Tenslotte zitten we in een stiltecoupé...


Wanneer je de geschiedenis kent, begrijp je het heden. Dit is een van de stellingen waar ik heilig in geloof. Daarom interesseer ik me ook voor de geschiedenis van plaatsen waar ik op mijn reizen mijn schip afmeer. Maar niet altijd is de lokale bevolking daar op de hoogte van roemrijke gebeurtenissen die zich in een niet eens zo ver verleden hebben afgespeeld.

 

 

Chalmette Battlefield

 

Na een urenlange, nachtelijke tocht over een donkere Mississippi, slechts zo nu en dan bijgelicht door fel neonlicht van ‘chemical plants’, meren we af langszij een slagveld. Niet dat  ons nu de kogels om de oren vliegen - hoewel dat tegenwoordig in de scheepvaart niet uitgesloten kan worden. Wanneer ik het veld overzie met een verrekijker, bestaat het enige krijgsrumoer uit een paar honden die achter elkaar aan rennen.

 

We liggen in (of aan, dat is niet duidelijk) Chalmette Slip. Dit insteekhaventje, dat duidelijk betere tijden gekend heeft, grenst aan de plek waar in januari 1815 de slag om New Orleans woedde. Omdat ik dit een interessant gegeven voor een nieuwe column vind, vraag ik de loods om uitleg - het is algemeen bekend dat Amerikanen zeer aan hun nog maar zo korte geschiedenis hangen.

- ‘Loods, wat is het verhaal achter Chalmette Battlefield?’

- ‘Eh..,’ aarzelt de loods. ‘Eh, de Fransen wilden in 1812 New Orleans veroveren... of wacht even, het waren de Engelsen die New Orleans op de Fransen wilden veroveren...’

 

Ik kijk hem aanmoedigend aan.

- ‘Nou ja, kapitein, die Fransen lagen natuurlijk altijd al overhoop met de Amerikanen; er was constant strijd. Enne... ze kwamen met een grote vloot de Mississippi op gezeild, maar...’

- ‘Wie kwamen er de rivier op?’ Ik raak de draad kwijt.

- ‘De Engelsen! Maar ze werden gewaarschuwd door een paar inboorlingen, geloof ik, zodat ze rechtsomkeert maakten. Daarom heet dat stuk van de rivier English Turn. Maar waarom wilt u dat allemaal weten?’

- Ik vertel hem dat ik schrijf voor een krant. Dadelijk verschijnt er een alarmerende blik in zijn ogen.

- ‘Oh, maar dan zou ik voordat u een stukje gaat schrijven over Chalmette Battlefield toch even Google-en!’ Misschien denkt hij wel dat ik een leger advocaten op hem af stuur als de feiten niet kloppen, tenslotte is hij een Amerikaan.

 

Toch heb ik maar even gekeken op internet. De loods zat er niet eens heel ver naast: in januari 1815 vielen de VS onder bevel van Major Generaal Andrew Jackson het leger van de Britse Luitenant Generaal Sir Edward Pakenham aan, in een vergeefse poging New Orleans in te nemen. De slag werd uitgevochten op een plantage waarvan nu nog het huis bestaat. Het is ingericht als museum voor bezoekers. Het ging er nogal heet aan toe gezien de honderden, misschien wel duizenden grafstenen die keurig aan de rand van het slagveld staan opgesteld.

Nu is het slagveld een park, omringd door raffinaderijen en een insteekhaventje, waar een groot geel schip ligt.

Chalmette Battlefield

Plantage huis


Het blijft tobben met die Amerikanen. Voor een eerbaar zeeman wordt het steeds moeilijker gemaakt om, nota bene voor je werk, het land in te mogen. Je bent al verdacht voordat je zelfs in de buurt van de States kan komen. Een indringer, niet gewenst, misschien wel uit de ruimte...

 

Aliens

Vroeg in de ochtend, het daglicht verdrijft langzaam de duisternis, zet ik de telegraaf op volle kracht vooruit en zijn we op weg. Eindelijk, na zes inspannende havens vlak achter elkaar, weer varen. De uitgestrektheid van de oceaan lokt als nooit tevoren. Vijfendertig dagen hebben we, letterlijk, voor de boeg. Van Philadelphia naar West Australië. Vijfendertig dagen alleen maar zee, een welkome afwisseling na al die knauwende Amerikanen.

   Niemand is echt rouwig de lichtjes van het ‘Land van Onbegrensde Mogelijkheden’ langzaam te zien verdwijnen. Na al deze Amerikaanse havens kan ik alvast één belangrijke conclusie trekken:

   Amerikanen zitten niet echt te wachten op passagierende zeelui. Misschien zijn ze bang dat wij ervandoor gaan, wellicht om banen af te pikken! Vandaar dat het beeld van een zeeman uit, pak hem beet West Friesland, kunstmatig negatief wordt gehouden.

 

  

 

Afrikaans beeld, alien?

Onderweg naar Amerika


  Terwijl in Nederland de discussie is losgebarsten of we een immigrant nog wel allochtoon mogen noemen, is in de Verenigde Staten het gangbare woord voor deze groep (inclusief de zeelui) ‘alien’. Ik moet daarbij steevast denken aan Star Trek of nee, meer aan de film Alien (deel één tot en met drie). Alien, een ongewenste indringer van buiten komend.

   Nog erger dan dat is een ‘illegal alien’. Een indringer (al dan niet per schip gearriveerd) die geen geldig visum heeft. Dan ben je pas echt verdacht! Ook wij hebben een tweetal illegale indringers aan boord.

Ogenblikkelijk werden er vette stempels op hun walpasje gezet: denied!  (dat uitroepteken staat er niet op maar de vette rode inkt impliceert dit wel...) Op een formulier, die door een grimmig kijkende Home Land Security officier werd ingevuld staat dat deze illegal aliens aan boord ge-detained worden. Sorry voor het kromme Nederlands. Detained is volgens het woordenboek ‘gevangen houden’.

   En zo hebben deze twee illegale indringers in alle US-havens gevangen gezeten op hun eigen schip. In Philadelphia mochten ze zelfs geen gangwaywacht lopen, stel je voor dat ze er spoorslags vandoor gaan!

   Nog een conclusie: Ik heb sterke vermoedens dat zelfs onder de Amerikanen (mogen we die autochtonen noemen?), aliens diep zijn geïnfiltreerd.

Toen ik tegenover twee officieren van de douane zat, een oudere man en een niet onaantrekkelijke jonge vrouw, en mijn ergernis uitte over de gang van zaken bleef de man vriendelijk en begrijpend knikken. Zijn metgezellin keek elke minuut meer alsof ze een citroen probeerde door te slikken.

Misschien was de man, die overduidelijk Mexicaanse trekken vertoonde, ooit zelf wel een illegal alien geweest. En komen knappe vrouwen niet van Venus?

 


Gym vóór het werken, China

Een betrokken werkgever zorgt ervoor dat zijn personeel in goede gezondheid verkeert en fit is. Hij waarschuwt tegen de gevaren van teveel drank en roken, tegen ongezonde snacks en te weinig bewegen. Maar van de werknemer zelf wordt ook enig initiatief verwacht.

 

Happy end

 

Via een wankele ladder klim ik omhoog, totdat ik op de omloop van een gigantische machine sta. Die machine is bedoeld om straks, als hij geïnstalleerd is, zeer snel schepen te laden met bijvoorbeeld erts. Zodat die schepen nog korter in de haven liggen en de bemanning geen tijd heeft om te passagieren. Zo wordt geld bespaard, zeemanshuizen kunnen sluiten en sommige aandeelhouders worden nóg rijker dan ze al waren. Maar laat ik me niet verliezen in stemmingmakerij.

Ik troost me met de gedachte dat het niet mijn idee was om snel schepen de haven uit te krijgen – ik inspecteer alleen maar onze lading.

 

Ik banjer wat rond op dat ding, als mijn aandacht getrokken word door luide marsmuziek. Bij een kantoor op het haventerrein stromen zeker tweehonderd in uniforme kledij gestoken mannen en vrouwen samen en gaan in het gelid staan. Eerst staan ze nog wat lacherig te praten, maar nadat de muziek is aangezwollen als een vervaarlijke onweersbui, kijkt iedereen strak voor zich uit, stram in de houding.

Dan klinkt er een strenge vrouwenstem die op de maat van de muziek allerlei klanken uitbrengt. Het klinkt als: ‘Yi, Er, San, Sheng Zhan, Fu Sha…!’ Hoewel ik er geen jota van versta, begrijp ik dat het iets moet betekenen als: ‘En een, twee, drie! En buig en strek!’

Want alle in het wit gestoken mannetjes en vrouwtjes buigen door hun knieën, draaien het bovenlijf naar rechts en naar links en hun armen naar opzij. Ochtendgymnastiek in China! Speciaal voor de werknemer om de ochtend fit te beginnen! Weer eens wat anders dan een bak koffie en de ‘gezond’(…) verstand-krant.

 

Stiekem buig ik mee, maar mijn rug protesteert pijnlijk.

- ‘Pijn in je rug, kap?’ informeert de stuurman die naast me staat.

Ja, dat kan je wel zeggen. Gisteravond ben ik naar een massagesalon geweest. Toen ik daar lag hield de masseuse met een vragende blik - ze sprak geen woord Engels - een soort limonadeglas op. Een glaasje groene thee, waarom niet, dacht ik en knikte van ja. Maar het glas had een andere bedoeling. Met het glas omgekeerd schraapte ze keihard over mijn ruggengraat en schouderbladen. Om de gifstoffen eruit te krijgen, begreep ik later. Ik wist niet eens dat ik gif in mijn rug had! Het resultaat was een vlekkerig gekneusde rug die nog pijn doet. Ik vertel het de stuurman.

- ‘Ik was echt blij toen ze eindelijk stopte!’

- ‘Oh, een massage met een happy end…,’ antwoordt hij bijdehand.

Soms moet je niet het laatste woord willen hebben.


Ook tijdens mijn verlof ben ik regelmatig in de buurt van de zee te vinden. Bergvakanties zijn niet aan mij besteed - ik kan de horizon niet zien. Waar dat wel kan zijn vuurtorens. Maar meestal zie ik die van de zeezijde en zelden ben ik in de gelegenheid deze uitzonderlijke torens eens van binnen te bekijken. Maar soms heb je geluk.

 

De vuurtoren van Texel

 

Enigszins aarzelend rijd ik mijn nieuwe auto het schip op. Nou ja, schip, het is meer een pont. Ik verwacht een aantal matrozen en misschien de stuurman, belast met het laden in het ruim, sorry, op het autodek - om mij aanwijzingen te geven hoe en waar mijn auto te parkeren. Maar de enige persoon die mogelijk tot de bemanning gerekend zou kunnen worden, is een soort verkeersregelaar, gestoken in oranje hesje.

Voor de zekerheid trek ik de handrem stevig aan en sluit ik de portieren. Op een bord staat dat ik ‘gedurende de overtocht het autoalarm af moet zetten’. Ik zou niet weten hoe dat moet en óf er in mijn auto wel zo’n hoogst irritant alarm zit. Na alles nog eens gecontroleerd te hebben bestijg ik een trap naar een soort van buffetrestaurant. Wanneer ik met mijn koffie aan een tafel ben gaan zitten blijken we al te varen. En niemand die mij even ingelicht heeft!

- ‘Hier ben je geen kapitein. Drink je koffie nou maar rustig op.’ Mijn vrouw weet mij als geen ander weer met beide benen terug aan dek te zetten.

Na de korte overtocht begint ons weekendje op Texel. Nog voordat de zon ondergaat bekijk ik vanuit de hoogte het Texelse landschap. De schoonvader van mijn zoon, werkzaam als vuurtorengids, heeft mij uitgenodigd een kijkje te nemen in en op de vuurtoren, op het uiterste noorden van het eiland.

Heel ver weg, bijna aan de westelijke horizon, is nog net het scheepvaartverkeer te zien. Het lijkt erop dat elke paar jaar de route verder van land af komt te liggen. Mijn gids legt uit dat, vanwege die steeds grotere afstand, de toren nog wel dienst doet als baken maar sinds 2003 niet meer bemand is. Even later sta ik in de ruimte waar de vuurtorenwachter tien jaar geleden een oogje op het scheepvaartverkeer hield. Vroeger voer dat soms tot vlak onder de Texelse kust. Via de kijker op statief kan ik de zeehonden op Vlieland zien liggen.

 

Tja, het is eigenlijk wel even slikken dat nu zelfs een vuurtorenwachter niet meer nodig schijnt te zijn. De inmiddels gedateerde computerschermen en een oude VHF-installatie staan uit, voor altijd. Van een vierentwintig uurs bezetting naar niemand meer aanwezig. Als ik de trap afloop, kom ik langs een deurtje met een raam waardoor ik even naar binnen gluur. Daar zit een levensgrote pop, verscholen achter een krant, in het uniform van de vuurtorenwachter op de wc. Die heeft geen haast meer zo te zien...

Boven: Het vuurtorenprisma

Beneden: De uitkijkpost


Al is het weer nog zo goed, al schijnt de zon de hele dag, al is het werk licht en zijn je medebemanningsleden nog zo gezellig, als je wilt valt er altijd wel wat te klagen. Zeker als er maar geen eind aan de reis lijkt te komen.

 

Dooie kikker

 

- ‘Het duurt nu toch wel erg lang. Zijn we er nog niet?’

Het is duidelijk: de leerling is een lange reis niet gewend. Maar hij heeft gelijk, de reis duurt echt erg lang. Philadelphia ligt dan ook niet vlak naast Fremantle. Daar moet je serieus even voor gaan zitten, of liever gezegd, de halve wereld over varen. Zee en nog eens zee, elke dag hetzelfde; de verveling slaat toe.

 

Gelukkig is er dan altijd nog de scheepskok op wie je je frustraties kunt afreageren. Nou ja, op het eten dan. Het is best vreemd; hoe langer een reis duurt, hoe sneller iets niet goed gaar is of juist aangebrand... Helaas voor de mopperaars is het eten meer dan redelijk. En de kok is niet de reguliere standaard 7-menu’s kok, hij heeft een restaurantverleden. Hoeveel sterren, dat blijft in het ongewisse.

Maar een zeeman, zeker een die de reis erg lang vindt duren, is niet voor één gat te vangen. Als de kok een dampende schaal op tafel zet is de standaardvraag: ‘Wat is dat dan?’ Zonder erbij te lachen verkondigt hij dat er vandaag ‘een lichtgebonden consommé, met croutons’ geserveerd wordt. Het duurt even voor we erachter zijn dat hij het over de soep heeft. Wel doen er geruchten de ronde dat de croutons gemaakt zijn van gisteren gebakken brood dat maar niet wilde rijzen. (‘Dat vervelende slingeren, hè...’)

 

Decoratie in de messroom

Cookie controleert zijn broden in de oven

De stoomoven

Na de commentaren dat er wel erg veel croutons geserveerd worden (‘Hoeveel broden waren dat?’) verdwijnt de kok, lichtelijk beledigd. Het is dan ook tamelijk ongewoon voor ons, om uitleg te krijgen over de bereidingswijze en technieken die gebruikt worden in de kombuis. Niet voor niets had een kok vroeger de bijnaam ‘gifmenger’, vaak wílde je niet eens weten hoe gerechten tot stand kwamen...

 

En zo genieten we de volgende dag van een gebakken vis die volgens onze culinair specialist ‘op de huid gebakken is en daarna een tikkie nagegaard in de stoomoven’. De dag daarop ‘een in knoflookolie met basilicum gemarineerde entrecote, geserveerd met pommes gratinées’. Maar nu weet de tweede machinist wel wat dat is:

- ‘Oh, ouwe mannetjesvlees met aardappelen! Krijgen we nog sju?’

Dan volgt het dessert. Op een schaal ligt een vervaarlijk trillende, doorzichtige groene plak, met - zo te zien - kiwi’s erin verborgen. Even is het doodstil, dan is de meester de kok vóór:

- ‘Dat lijkt wel een gigantische dooie kikker!’

Terwijl wij aan het overheerlijke nagerecht beginnen, verdwijnt de kok hoofdschuddend naar zijn kombuis.


Fregatvogel

Ondergescheten stuurhuis

Na vertrek uit een haven is het een goede gewoonte schoon schip te maken. Het stof en vuil wegspoelen dat zich in elke haven ophoopt. Maar ook op zee valt het niet mee om het schip er als een jacht uit te laten zien. Er is zelfs een soort vuil dat zich net zo moeilijk laat verwijderen als vlooien met verlatingsangst op een hondenrug.

 

It’s okay!

 

Als ik ’s ochtends op de brug kom om de wacht over te nemen, is er buiten iets veranderd. Ik kan niet direct zeggen wat. Het duurt een paar minuten voor ik besef dat de tientallen vogels, die dagenlang voor het schip uit hebben gezweefd, verdwenen zijn.

Het begon bijna een week geleden, toen de eerste vogel eenzaam boven de bak vloog, zich zo nu en dan met een spectaculaire duik in het water stortend of gevaarlijk laag over het water zeilend. Om dan een nietsvermoedende vliegende vis te verschalken.

In de dagen die volgden kreeg de eenzame vogel snel gezelschap van tientallen anderen. Moeiteloos, bijna zonder te klapwieken met de vleugels, vlogen ze voor het schip uit. Ik heb er uren naar gekeken en...

 

Mijn mijmeringen worden verstoord door een luid gespetter tegen het raam van de brugdeur. De matrozen zijn druk in de weer het dek te soppen met een hogedrukreiniger. Nu moet ik snel zijn, ik spring van mijn stoel en gebaar naar de matroos: pas op, ik doe de deur open! Hij stopt de straal water en kijkt mij vragend aan.

- ‘Wil je de rubber matten eerst weghalen voor je het dek wast?’ vraag ik hem.

- ‘It’s okay,’ antwoordt hij. Maar zijn ogen vertellen een ander verhaal. Die zeggen: ‘Dacht ik het niet? Zodra je op het brugdek komt steekt die ouwe zijn kop uit de deur en moet je die lompe, onhandige, kolere matten weghalen! En zelf hangt ‘ie maar een beetje op zijn stoel!’

Maar ja, dat zeg je niet tegen een kapitein. Je vertelt hem dat het okay is.

 

Dan krijg ik een ingeving. Nu de matrozen toch bezig zijn met water, kunnen ze misschien ook even de bak opfrissen. De vogels hebben daar een ware puinhoop achtergelaten. Het lijkt alsof er een schilder met de kolder in de kop een blik witte verf van twintig liter heeft laten ontploffen. De dekken, winches, verschansing en golfbreker: alles zit onder een laag witte, verteerde vis. Hier en daar liggen er half opgevreten vissen - er was kennelijk zoveel dat de vogels het niet opkonden.

De hele verdere dag zijn de matrozen in de weer geweest met allerlei schoonmaakmiddelen en luiwagens. Om vijf uur sjokken ze naar achteren.

- ‘En, is het lekker opgeknapt? Dat was wel eens nodig niet waar?’ Ik denk dat ik iets te enthousiast geklonken heb. Het is dan ook geen verrassing dat ik slechts een kort antwoord krijg…


Al vaker heb ik geschreven over autoriteiten die, met bijna fundamentalistische ijver, het leven van een eenvoudig kapitein zuur proberen te maken. Zo ook vandaag wanneer ik administratieve voorbereidingen tref om Rusland aan te mogen lopen. Ik zou er bijna frauduleus van worden.

 

 Ding Dong

De agent in Rusland verzoekt mij op een nogal dwingende toon (kennelijk nog een hardnekkige, overgebleven communistische reflex) de laatste tien havens op te geven die we hebben aangedaan. Plaatsnaam, aankomstdatum, vertrekdatum, havenfaciliteit. En een beetje snel! Zeven dagen voor aankomst wil hij het weten, ‘even if the vessel is in port at the time’ zo staat er in krom, maar streng Engels in de mail. En een datum van aankomst plus tijd! Ik concludeer dat het feit dat we nu in een Chinese haven liggen en nog niet weten wanneer we vertrekken geen geldige reden is om niet aan zijn bevel te voldoen.

Maar ik, gepokt en gemazeld als ik ben in As Soon As Possible (ASAP) mails en Awaiting Your Prompt Reply (AYPR) berichten, ik word hier niet warm of koud van. Wel moet er een probleempje opgelost worden. Als ik naar buiten kijk zie ik direct achter ons schip een drietal brede hopperzuigers met de boeg tegen de kade gemeerd liggen. Via een lopende band wordt in hoog tempo een lading zand gelost. Verderop, in een zompig stuk land, staan verschillende installaties met trilnaalden in de bodem. Dichterbij rijden grote bulldozers rond. De kade waaraan wij liggen is duidelijk nog niet af. Er worden stukken land bijgewonnen om de groei van China bij te kunnen benen.

Eén blik op de kaart leert mij dat de kade waaraan we gemeerd liggen nog geen naam heeft. Maar een plek open laten op een officieel formulier voor de Russische agent is zoiets als in Rusland hardop beweren dat Poetin stemmen koopt. Dat wordt niet op prijs gesteld. Sancties zullen dan volgen!

Improvisatie is in de scheepvaart een must. Creatief zijn ook, dus pak ik de havenkaart van Xiamen, de plaats waar we liggen, erbij en zoek een mooi klinkende naam op.

-‘Haven: Xiamen, havenfaciliteit: Xiamen Gang Zhaoyin Gangqu Ding Dong 12.7’, dat lijkt me wel wat,’ mompel ik halfluid.

Het klinkt alsof we er echt geweest zijn, besluit ik. Die 12.7 is overigens de waterdiepte nabij onze ligplaats.

En als een overijverige stropdas bij de Russische veiligheidsdienst dit toch op zou zoeken, vindt hij een plek die op nog geen drie kabel afstand ligt van waar wij gemeerd zijn. Niet helemaal, want dat ‘ding dong’ heb ik erbij verzonnen; het klinkt namelijk erg Chinees. Zo doe je dat. Ik druk op ’send’, me niet in het minst schuldig voelend over mijn digitale fraude. In Rusland zijn ze wel wat gewend.