Zware Kees

Deel 2

Een scheepslengte verhalen

1e Druk Juni 2011

ISBN: 978-90-8616-095-2

NUGI: 466

Uitgeverij: Lanasta, Emmen


Karretjes

 

Dankzij de één-komma-vier-miljard (of komma vijf, zes...) inwoners van China is er geen gebrek aan arbeidskrachten. Dat uit zich in het ontbreken van machines waar wij niet buiten kunnen. Natuurlijk heeft men op de werf wel machines. Nog geen duizend man kunnen immers staalplaten - met de hand - in de juiste ronde vorm buigen of aan elkaar plakken.

 

Oké, je kunt misschien een staalplaat van één of twee ton versjouwen, maar hele scheepssecties wordt zelfs een Chinees teveel, al zijn ze met velen. Nee, ik bedoel eigenlijk de alledaagse zaken zoals een veegauto. Hebben ze wel hoor, maar overal in de stad en op de scheepswerf zie je vooral vrouwen, meestal van middelbare of gevorderde leeftijd, de straat vegen. Met bezems natuurlijk, want zo’n luchtblazer is alleen voor luie, verwende straatvegers. Op handkarretjes wordt het vuilnis vervoerd naar een onbestemde plaats. Misschien wel een mooie steile kust waar het zo afgekieperd kan worden, want gezien al dat afval dat voorbij drijft...

 

Voordat dit een stukje van Milieudefensie wordt, wil ik vermelden dat dit verhaal over karretjes gaat. Zoals dat vuilniskarretje. Er rijden in China karretjes in alle soorten en maten rond. Meestal voortbewogen door een stel trappers. Je hebt er de riksja, die altijd midden op de weg rijdt, de vuilniskar (niet achter gaan fietsen met tegenwind...), de groentekar, de multi purpose kar en talloze andere.

 

 

Op de werf wordt ‘het karretje’ voornamelijk gebruikt voor het vervoer van allerlei kleine (en grote) zaken als pijpleidingen, afsluiters, lasmachines en noem maar op. Ze zijn onder te verdelen in twee soorten: de handkar en de trapkar. Helaas zijn beide door de aard van het gebruik behoorlijk aan slijtage onderhevig. Regelmatig kom je dan ook op de werf opgelapte karretjes tegen. Een doorgezakt wiel is immers gemakkelijk te repareren door aan de as een rond stuk plaatstaal te monteren. Een paar gaten erin om gewicht te besparen en je voertuig kan weer járen mee.

 

Toch bleek er nóg een soort karretje rond te rijden - toen ik wat laat van de werf naar mijn hotel ging, stopte er een driewielig, eivormig wagentje. Een soort luxer uitgevoerde riksja, met motor! Op het dashboard was met plakband een grote klok bevestigd, een ‘handsfree’ telefoon (een antiek mobieltje, ook met tape vastgeplakt) en een doos tissues voor onduidelijk gebruik. De chauffeur praatte honderduit in rap Chinees en moest vreselijk om zichzelf lachen, terwijl zijn vehikel reutelend met moeite voetgangers inhaalde. Hij claxonneerde onophoudelijk naar iedereen die te dicht in de buurt kwam. Want zonder claxon is een taxi gewoon... een karretje.

Diverse karretjes, essentieel voor de vervaardiging van schepen...


Escape from the fire

Een brand in een hotel is vreselijk. Zodra ik in een hotel logeer maak ik mij daarom de ontsnappingsroute eigen. Meestal staat er op de binnenkant van de deur een plattegrond die nog voor een kind te begrijpen is. Soms wordt de gast geholpen door een verklarende en geruststellend bedoelde mededeling: hoe te handelen bij brand. Ook in mijn tijdelijke woonplaats te Zhoushan vond ik de noodprocedure; in een land waar 90% van de mannelijke bevolking rookt (altijd en vooral, overal…) is dat een geruststelling. Ik neem de (letterlijke) tekst even door.

   Geen zorgen als je ingesloten bent door vuur, zo begint de instructie. Blijf kalm!

  1. Don't alarmed when the fire is around you, you must be calm, know the environment, choice the escape method and route.

Mocht je je kalmte toch niet kunnen bewaren dan volgt er een advies met aan het eind een enigszins verontrustende verklaring:

- Don't cry blindly, Because the building is made from timber plastics when burning, there is a lot of prison gas, you need close you mouth and crawl.

O nee! Prison gas!

   Haat jezelf niet om waardevolle properly (!) achter te laten.

  1. Don't hate to leave properly because you can't waste any time for valuable things.

Doe ramen en deuren niet open want anders…

  1. Don't open the door and the windows, or else, lots of smoke get in, you can't escape.

 

Gebruik het leven niet of wordt er iets anders mee bedoeld?

  1. Don't use the life, because when the is burning, the electric of the life will be out of service.

Ga niet als een dolle rennen, trek gewoon je kleren uit!

  1. Don't running blindly, you must take of the clothes, roll about or use the wet cloth to cover the fire on body.

En vergis je niet! Van hoge plaats naar lage plaats, niet andersom.

  1. Don't make the direction wrong, escape must be from the high place to low place.

Oké, mensen. En niet van het gebouw springen hé.

  1. Don't jump down from the building, you can snap up the window, be out of the keep the life.

Tja, soms zijn Chinezen niet helemaal te begrijpen. Of we begrijpen ze verkeerd. Zoals een tekst voor passagiers in een vliegtuig van een Chinese vliegmaatschappij. (Voor het gemak in het Nederlands vertaald):

‘Vliegend duizend kilometers, zij (de stewardessen) bevredigen passagier meer dan vijftien keer in passagierscabine met slechts dertig meter lang, zij vliegen vier keer per dag als gewoonlijk.'

Links en hierboven: nog een paar (soms onbegrijpelijke) adviezen en aanwijzingen in een park te Zhoushan, China


Een bakkie graan

Wanneer ik op de brug kom staat de stuurman op de brugvleugel, zijn gezicht op onweer.

   ‘De volgende reis is bekend’, zegt hij donker, ‘graan laden in Denemarken. Graan!’

Het klinkt alsof we een schuit vol met stront gaan laden. Maar ik begrijp hem wel; een lading bulk in een schip speciaal uitgerust voor het vervoer van zware lading is als een varken vervoeren op de passagiersstoel van je luxe personenauto. Het kan wel maar het is er niet echt voor bedoeld.

En er is meer: iedereen die wel eens ‘een bakkie graan’ heeft geladen weet dat er specifieke eisen gesteld wordt aan de stabiliteit. Graan ‘loopt’ als water; voor je het weet lig je met je schip over een oor als je niet goed laadt. Tja, en als je dan jarenlang zware lading hebt vervoerd moet je heel diep in je geheugen graven om de eens opgedane kennis weer boven water te halen en af te stoffen.

De hele reis naar Denemarken ligt de brug bezaait met stabiliteitsboeken en grafieken.

   ‘Wist je dat graan gezeevast kan worden, stuur? Staat hier in de rederijorders’.

De stuurman luistert niet echt.

   ‘Labda nul is heeling moment gedeeld door displacement… Total heeling moment, eh… is één komma zes maal de calculated transverse heeling moment… Aha…en dát vlak is dus de residual dynamic stability…juist.’

Hij heeft de gewoonte om hardop te denken. Voor een toevallige passant klinkt het daarom een beetje alsof hij een bezwering uitspreekt maar wanneer ik mijzelf ook verdiep in de materie, komt langzaam maar zeker de kennis weer terug. Met dank aan de leraar stabiliteit die heel wat te stellen heeft gehad met mij.

Nadat we ons verdiept hebben in ullage, feeders, trunks en allerlei formules, lopen we goedgemutst Fredericia binnen. Laat dat graan maar komen!

   Als het schip laadklaar is gemaakt begint het feest: één walkraan en een shute. Een shute

is een soort overmaatse stofzuigerslang waarmee met grote snelheid graan kan worden geladen. Een volle bak kan zo in twee dagen geladen worden.

   Wel wennen voor de bemanning: met witte mondkapjes als heerst een besmettelijke ziekte staan ze aan dek. Het stoft dan ook behoorlijk.

Is het wennen voor de bemanning, op kantoor is ook nog niet helemaal doorgedrongen wat graan laden betekend. Dat blijkt wel uit de telex die binnenrolt waarin verzocht wordt beschadigde lading aan de wal te laten staan…

 

Foto's links: Een bakkie graan laden te Fredericia  op een zwaar ladingschip; het moet niet gekker worden...


Goedgekeurd

Het weer is geweldig en het zeetje kalm; het is haast een voorrecht om nu te mogen varen. Mogen, want niet iedereen mag zomaar varen. Je moet bijvoorbeeld de juist diploma’s hebben en…je moet gezond zijn. En blijven. Daarom is er de tweejaarlijkse medische keuring voor zeevarenden. Je wordt dan binnenste buiten gekeerd om er zeker van te zijn dat jouw aanwezigheid aan boord geen risico voor medeopvarenden of jezelf oplevert. Stel je voor dat er iemand met vogelgriep aan boord stapt, om maar eens actueel te zijn.

   Er zijn diverse plaatsen in Nederland waar een zeevarende gekeurd kan worden. Zo ga ik eens in de twee jaar naar een oud grachtenpand, in het centrum van Amsterdam, waar de keuringsarts zetelt zolang ik me kan heugen. Je geheugen wordt daar trouwens niet onderzocht.

 Na een inleidend praatje krijg je een potje die je in het toilet dient te vullen. De dokter wil daar namelijk met een staafje in roeren. De sport is om het potje tot de rand te vullen.  

'Drinkt u veel...?

Hierna volgt verder lichamelijk onderzoek. Hart, longen, reflexen: alles moet werken.

   O, dat vergeet ik nog: voordat je de spreekkamer in geroepen wordt, moet je een ‘klote-klaar’ formuliertje invullen. Dat is een lijstje met vragen als: drinkt u alcohol? Zo ja, hoeveel per dag? Of: Rookt u en zo ja, hoeveel per dag? Naar waarheid invullen graag. Voor sommige zeelui is het maar goed dat een leugendetector geen deel uitmaakt van het onderzoek…

Als alle vitale organen in orde zijn wordt de ogentest afgenomen. Hand voor je ene oog en een aantal lettertjes lezen. Helaas zijn deze belachelijk klein! Gluren tussen je vingers door is daarom toegestaan, zij het niet te opzichtig. Hierna zijn je oren aan de beurt. De test waarbij de dokter voor je linkeroor samenzweerderig ‘Amsterdam’ fluisterde en voor je rechteroor’Rotterdam’ is vervangen door een koptelefoon waar irritante piepjes uit komen. Slaag je erin zo’n piepje te horen dan moet je op een knopje drukken. Uit een apparaatje komt vervolgens een papiertje die de dokter verteld dat je kunt horen.

   Nog wat vaccinaties en dan tot slot naar de GGD voor een longfoto. Heb je geen open TB dan is het lichamelijke onderzoek afgerond en wordt je goedgekeurd.

Is er dan geen psychisch onderzoek, hoor ik menige lezer al vragen.

Nee, daar begint men niet aan. Je moet wél een beetje gek zijn om te gaan varen; daardoor zouden er niet veel zeevarenden door dié keuring komen…

 

 


Keesje

- ‘Keesje! Heb jij Robbie zand gevoerd in de zandbak?’

Ik schrik geweldig, de juf ziet er erg boos uit. Maar ik heb Robbie helemaal geen zand gegeven; hij zat zélf met een lepel zand te eten alsof het Brinta was.

- ‘N… nee juf, echt niet,’ stotter ik. Als vanzelf begint mijn onderlip te trillen en mijn ogen worden vochtig. Waarom gelooft ze mij niet?

 

Vijf jaar later, ik ben tien. Achter ons huis ligt een braakliggend terrein - we noemen dat ‘het landje’ - te wachten tot er een winkelcentrum op gebouwd zal worden. Het oogt verwaarloosd en er ligt een hoop troep. Op een dag besluit ik dat op te ruimen; ik heb altijd al een drang naar organisatie gehad, denk ik. Ik verzamel de rommel en leg alles op een grote hoop. Tevreden constateer ik dat het werk aardig opschiet.

Ineens klinkt er een barse stem.

- ‘Zo, en wat zijn wij hier aan het doen?’

Een gigantische politieagent heeft mij van achteren beslopen. Totaal van mijn stuk gebracht weet ik niets anders uit te brengen dan:

- ‘Het landje opruimen, meneer’.

- ‘Een brandstapel maken om een goede fik te stoken, dát ben jij aan het doen! Leg die rommel maar precies terug waar je het gevonden hebt!’

Laaiend van nijd dat mijn goede bedoelingen zo verkeerd uitgelegd worden, sleep ik de rotzooi terug.

 

 

 

Weer tien jaar later, ik ben lichtmatroos.

- ‘Zo lichtpik, aan het lijntrekken?’

Voor deze stuurman is het niet gauw goed: of je werkt te langzaam of je werkt veel te langzaam. En nu werk ik langzaam, maar ik ben dan ook een beetje zeeziek. Alsof hij daar vroeger nooit last van heeft gehad, de zak! Ik pak mijn emmer en sopdot en probeer de indruk te wekken dat de gangen door mijn toedoen schoon worden.

 

Ruim dertig jaar later. Ik ben al sinds heugenis kapitein. In mijn kantoortje zit een ambtenaar een map door te nemen. Hij kijkt gealarmeerd.

- ‘Kapitein, uw rusturenlijst ontbreekt!’ Hij laat het klinken alsof hij zojuist heeft geconstateerd dat het schip de schroef is verloren.

- ‘Geen probleem!’ zeg ik.

Ik plug een memory stick in mijn computer en print binnen een minuut een rusturenlijst uit.

- ‘Alstublieft, ik was het vergeten uit te printen.’

Met gefronst voorhoofd bekijkt de Port State Control ambtenaar het papier.

- ‘Wilt u beweren dat u gedurende drie weken nóóit op deze uren hebt gewerkt?’

- ‘Nee meneer, ik heb Robbie geen zand gevoerd.’

Verbijsterd kijkt hij me aan.

- ‘Ja! Als jij niet gelooft dat ik toen heb liggen slapen als een baby, dan schrijf je dat maar in je rapportje. Je weet zelf ook wel dat je met zielige dingen bezig bent die niks met veiligheid te maken hebben!’

Zo, dat lucht op. De ambtenaar is zo geschrokken dat hij vergeet een opmerking te maken in zijn rapport.


Loodsvaarwater

Sinds kort is elk schip uitgerust met het zogenaamde VDR-systeem, de voice data recorder. Alles wat er op de brug wordt gezegd, alle posities en radarbeelden worden opgeslagen. Wanneer er wat fout gaat kan men achterhalen wat er mis ging.

Nu moet je niet denken dat alles tot in de eeuwigheid wordt opgenomen; na vierentwintig uur wordt de band overgespeeld.

In het land dat het Big Brother gevoel tot kunst heeft verheven, Amerika, bleek toch dat niet iedereen dit een goede ontwikkeling vindt. Onderweg naar Baton Rouge, een slordige tweehonderd mijl stroomopwaarts van de Mississippi, deelde ik de loods mee dat een kapitein ook een mens is die niet twintig uur achtereen op de brug alert kan zijn.

   ‘Mister pilot, Vind u het erg om een paar uur samen met de eerste stuurman te varen, dan ga ik wat slaap pakken.’

De loods keek verschrikt op, daarna zocht hij het onderdeks af met een verwilderde blik en trok me toen min of meer mee tot achter het gordijn van de kaartentafel.

   ‘Kapitein, voor mij is het goed maar ik mag dat officieel niet zeggen. Alles wordt opgenomen, eh… u hebt toch ook een VDR-systeem?’ fluisterde hij gejaagd. 

Samenwerking op de brugvleugel, Mumbai, India

Spionagemicrofoons boven de kaartentafel...

  ‘Ja, ik begrijp het.’ Het leek me kinderachtig hem te wijzen op het microfoontje pal boven zijn hoofd. Dat had hij even niet gezien.

Maar hij was niet voor één gat te vangen:

   ‘Kapitein, als u nog wat papierwerk te doen heeft, ga gerust uw gang!’

   ‘Goh, nu u het zegt, er ligt een enorme stapel werk op me te wachten’, speelde ik het spel mee op een toon van een mislukte GTST acteur.

Beetje paranoia die loodsen, of zou dit typisch Amerikaans zijn? Wanneer een Amerikaan enorme aandrang krijgt zal hij nooit vragen: ‘Waar is de plee?’ Nee, ze verzoeken de ‘restroom’ te mogen gebruiken.

Maar misschien is het hun claimcultuur. Gaat er iets fout en de loods heeft zich menselijk getoond door geen bezwaar te maken als de kapitein gaat slapen, dan wordt hij geclaimd.

Ik had het hierover met een volgende loods. Die moest heel hard lachen, speurde daarna ook het onderdeks af naar microfoons en zei op luide toon nadat hij er een gevonden had, met zijn gezicht er vlak bij:

   ‘Mij interesseert het niets en alle autoriteiten die dit verzonnen hebben zijn ‘bastards’. Shall I speak up somewhat more?’ Ik vond hem een moedige man.

Hierna vertelde ik hem dat ik nog papierwerk te doen had.


Boven: Moulin Rouge, Parijs

Beneden: Passion Bar, Shanghai

Princess Stella

 

Nadat ik vruchteloos een half uur heb gewacht bij de bagageband op de luchthaven van Accra blijkt een van mijn twee ingecheckte koffers te ontbreken. Daar ben ik behoorlijk pissig over: had ik het kantoor immers niet gezegd dat de vlucht, door hen uitgestippeld, gecompliceerd was en daardoor het risico op verlies van bagage groot? Maar er zal, ongetwijfeld een goede reden geweest zijn om me van Gijon via een omweg naar Ghana te laten vliegen. Daardoor had ik me een breuk lopen zoeken naar de juiste terminal op Charles de Gaulle en werd mijn handbagage de zoveelste maal door de scan gehaald, ditmaal op London Heatrow Airport. Als er ergens ter wereld twee luchthavens zijn waar nog wel eens wat mis gaat met bagage zijn het deze wel.

   Er zit niets anders op dan me te melden bij het loket ‘lost and found’ waar een ijverige typist, met twee vingers, een rapport van de vermissing opmaakt. De manier waarop hij mijn bagage-tag bestudeerd doet vermoeden dat zijn leesbril thuis is blijven liggen. Als dat maar goed komt.

 

  Nadat ik hem schreeuwend mijn adres in Holland heb gegeven – niet uit gefrustreerdheid maar om boven het lawaai van een reusachtige ventilator uit te komen – is de procedure afgerond en kan ik gewapend met een rapportje en slechts één koffer naar de uitgang. De agent neemt het me niet kwalijk dat ik eerst uitvaar over het verlies van mijn uitrusting en hem daarna een goede avond wens.

   In de auto onderweg naar mijn hotel besef ik dat ik toch nog geluk heb gehad. De verloren koffer bevat voornamelijk winterkleding. Die zal ik de komende weken in Ghana niet nodig hebben…

 

Het is laat wanneer ik me met een zucht laat neerploffen in een stoel in de tropische tuin van het hotel. Een beslagen fles Star bier knipoogt mij toe en tracht mij te verleiden tot een beter humeur.

   Net neem ik de eerste slok als ik in mijn ooghoeken een beweging waarneem. Een verleidelijk geklede dame, die al een poos naar me heeft zitten loeren, komt naderbij.

   ‘Hi! My name is Princess Stella. Can I chat with you?’

Aangezien ik niet in de stemming ben voor een babbel met een plaatselijke schone-met-artiestennaam bedank ik beleefd, drink mijn bier en sta op.

   Ik lig al te kooi wanneer de telefoon gaat.

De receptie. Of ik een afspraak heb met een zekere Prinses Stella?

Heel even moet ik nadenken.

   ‘Nee, zeg maar dat King Cornelis moe is en gaat slapen!


Viproom

 

Vol verwachting plof ik neer in iets wat een overmaatse opastoel lijkt. Ik bevind me in de VIP-room van China Eastern airlines. Dat was een verrassing: een eerste klas ticket met bijbehorende voucher voor de VIP-room. Hoewel ik een doodenkele keer wordt herkend (‘Ben jij die schrijver van Zware Kees?’) heb ik niet de minste illusie dat iemand in China van mij gehoord heeft en mij daardoor in een VIP-room ontvangt. Nee, dit is een aardige geste van bemanningszaken die eindelijk erkent dat na een vlucht van negen uur en vijfenveertig minuten enig comfort gewenst is in afwachting van de binnenlandse vlucht.

   Daarom zit ik nu in een soort elektrische stoel (nou ja...) die ervoor gaat zorgen dat al mijn spieren weer soepel op zijn plek komen te liggen. Ik zag direct nadat ik de lounge binnenliep die stoelen staan met daarin een aantal gelukzalig kijkende mensen. Dat is iets voor mij, dacht ik, zo’n massage!

   Helaas staat er op het bedieningskastje een verzameling Chinese tekens waar een argeloos ‘zeer belangrijk persoon’ zoals ik geen wijs uit wordt. Maar ik laat me niet snel uit het lood slaan en druk op goed geluk een paar knoppen in.

 

Boven: VIP-room Shanghai

Onder: Massagestoelen VIP-room Shanghai

  Les 1: doe voordat je in zo’n stoel plaatsneemt je schoenen uit. Mijn zolen kraken vervaarlijk als het apparaat mijn geschoeide voeten bijna fijnknijpt. Ik bevrijd met moeite mijn voeten maar de stoel gaat onverbiddelijk door. Nu moet mijn rug het ontgelden. Alsof er een vrachtwagen met terreinbanden over mijn rug rijdt! Ontsnappen is niet mogelijk: mijn voeten, weliswaar nu zonder schoenen, zijn weer in een stalen greep genomen. ‘Scanning back completed’ knippert een lampje. Gelukkig! Engels tussen al die vreemde tekens. Maar ik kom bedrogen uit te denken dat het leed geleden is: twee in de stoel verstopte klauwen knijpen in mijn nek, totdat ik blauw aanloop. Door tranen vertroebelde ogen zie ik plotseling een andere tekst opgloeien: ‘intensity’ met daarachter een plusje en een minnetje. Nadat ik alle knoppen vruchteloos geprobeerd heb neemt gelukkig de druk op mijn nek af. Ik zuig de lucht met gulzige teugen naar binnen maar nu heeft de stoel het op mijn kuiten voorzien. Tot op het bot worden de spieren ingedrukt.

   Uit de stoel naast mij staat een akelig iel ogend Chinees meisje op. Ze oogt zeer ontspannen. Het kwartje valt: Die massagestoelen zijn afgesteld op iele Chinezen met nekken als kippen en benen als lucifershoutjes! Je kan de instelling veranderen maar dan moet je wel de Chinese taal machtig zijn. En je schoenen uitdoen natuurlijk.


Muziek aan boord.

Soms heeft een zeeman vrije tijd en hoewel een landrot al gauw zal denken dat er dan een fles (of meerdere) zal worden opengetrokken is de realiteit anders. Veel zeelui ‘doen aan muziek’. Niet alleen kun je aan boord de meest uiteenlopende muziekstijlen beluisteren, soms zijn er bemanningsleden die een muziekinstrument bespelen.

   Zo voer ik eens met een stuurman die trompet speelde. Steevast na zijn wacht zette hij het blaasinstrument aan de mond afgewisseld met een biertje want van trompetteren krijg je dorst, dat weet iedereen. Helaas, na een week werd het getoeter, zoals we dit musiceren oneerbiedig noemden, de meeste aan boord teveel. Daags na een uitbarsting van de tweede stuurman (‘Ik moet wel weer om twaalf uur op wacht!’) kwam de eerste met een pruillip navraag doen of ik het mondstuk van zijn trompet had gezien. Het bleek onvindbaar totdat langs diplomatieke weg van mij en de belofte van de stuurman alleen nog maar buiten of in het ruim te oefenen, het kleinood zo maar op zijn bureau bleek te liggen.

   ‘Leesbrilletje nodig, stuur?’ Informeerde de tweede met een valse grijns.

   Een andere stuurman sleepte zijn elektrische gitaar en versterker mee naar elk schip. Inpluggen en spelen maar, het liefst hardrock. Wel met hermetisch gesloten deur want het niveau van het gitaarspel kwam nog niet echt in de buurt van Joe Satriani of Eric Clapton om er maar een paar te noemen.

   En dan nu een ontboezeming: ook ik heb een aantal malen een muziekinstrument meegevaren. Ik ging voor gemakkelijk: geen gesleep met een trompet, gitaar of concertvleugel! En al die akkoorden en noten leren, of toetsen induwen, moeilijk hoor. Nee, ik had een instrument dat makkelijk in mijn zak paste. Een mondharmonica! Geen toetsen, geen snaren, geen gedoe.

   Gewoon dat ding voor een licht geopende mond heen en weer schuiven en normaal in- en uit blijven ademen. En een beetje met je ene hand wapperen, voor de show. Voor je het weet zit de gehele bemanning op een vrije avond met tranen in de ogen te luisteren, diep geroerd door het eenvoudige maar gevoelige spel.

   Maar hoe wreed is de waarheid soms. Na weken stiekem oefenen, ontvelde lippen en een vieze smaak in mijn mond van terugvloeiend speeksel kon ik nog niet de helft van ‘Vader Jacob’ spelen. Ik besloot tot een list:

   ‘Laat ik gisteren nou tijdens de wacht mijn mondharmonica overboord vallen…’

Ik trok mijn gezicht in een gekwelde pose. Ach, geen hond zit immers op ‘Vader Jacob’ te wachten…

   


Kleine mannen, grote toeters

Soms komt het voor: je ontmoet op volle zee een schip van de eigen rederij. Vaak zijn beide bemanningen present op de brug tijdens zo’n ontmoeting. Er wordt een hoop gezwaaid, gefotografeerd en de VHF staat roodgloeiend op de schepen; de laatste roddels worden uitgewisseld. De grappige opmerkingen zijn dan niet van de lucht want hoewel het een schip van je eigen ‘club’ is mankeert er natuurlijk altijd wel wat aan. Immers, alleen je eigen schip is perfect.

   Zo liepen wij op een doordeweekse ochtend een schip van onze rederij op. Het was een wat kleiner schip, het liep ook iets minder snel maar ze hadden dan ook wat snelheid verminderd om precies met pikheet langszij te varen.

   Terwijl ik mij onderhield met mijn collega vlogen de opmerkingen, overigens niet kwaad bedoeld, door de lucht:

   ‘Dat je met zo’n klein bootje de oceaan opdurft! Je gaat toch ook niet met een driewieler de snelweg op?’

   ‘Het lijkt wel een klomp dat kop-en-kont bootje!’

Ongetwijfeld werden wij op dat andere schip ook op de hak genomen.

   Bij het passeren, of in dit geval oplopen, gebiedt de traditie dat er gegroet wordt met de scheepshoorns. Als kleine jongen maakte ik wel eens een rondvaart op het IJ waar toen nog tientallen grote zeeschepen lagen. Prachtig was dat lage, zware geluid van echte scheepshoorns die over het water dreunden. Later, toen ik zelf op coasters voer, was ik iedere keer weer teleurgesteld over de toonhoogte en het aantal decibellen dat de scheepshoorns voortbrachten.

 

  Het schip waarop ik nu voer was echter wel heel armetierig bedeeld als het om de fluit ging. Het was niet meer dan een trompetgroot toetertje in de achtermast die een hoge schrille toon voortbracht. Als een jachtje dat driftig eist dat de brug opengaat. Waarschijnlijk was het budget op toen men er tijdens de bouw achter kwam dat een schip soms geluidsseinen moet kunnen geven. Een luchttoeter in een voetbalstadion maakt een zwaarder geluid…

   Met het schaamrood op mijn kaken groette ik met onze fluit. Prompt werd er vanaf het andere schip geantwoord met een donker, zwaar geluid van een échte scheepshoorn.

   ‘Kleine mannetjes, grote toeters!’ merkte de derde machinist op, niet in het minst geïmponeerd.

   ‘Beter een kleine rappe dan een grote…’ wilde één van de stagiairs aanvullen, maar voor hij zijn zin kon afmaken greep ik in.

   ‘Oké! Aan het werk maar weer, we zijn gepasseerd!’

Nagrinnikend verdween de bemanning naar beneden.


Maak jouw eigen website met JouwWeb