Verhalen (nog) niet in boekvorm beschikbaar
De verhalen hieronder zijn (nog) niet in boekvorm verschenen en zullen dat ook waarschijnlijk niet doen. Het lijkt me leuk om hier een aantal verhalen te publiceren die alleen via de website te lezen zijn (en eerder natuurlijk in het Maritieme weekblad Schuttevaer.
Het bovenste verhaal is het meest recente
Een stralende toekomst!
Dat moet wat zijn geweest, toen in 1783 de Pyroscaphe opgeleverd werd. Het was (volgens Wikipedia) het eerste schip met een stoommachine, gestookt op kolen en uitgerust met schepraderen. Maar de trend was gezet: in rap tempo volgde de ene ontwikkeling na de andere, totdat het majestueuze zeilschip geheel verdrongen was door stoomschepen. Niet de torenhoge masten van de zeilschepen was het eerste dat je zag van een schip; nu was het een zwarte rookkolom aan de horizon.
De complete scheepvaart onderging een metamorfose: niet alleen de schepen werden al maar groter, ook de functies aan boord werden vaak totaal anders. De zeilmaker verdween en de stoker deed zijn intrede.
Toen de stoommachine werd vervangen door diesels, veranderden de zwarte kolendampen in gele/blauwe/zwarte uitlaatgassen die zonder mankeren de atmosfeer werden ingeblazen. Dat moest anders; deze gassen bleken toch niet zo onschuldig als aangenomen en de atmosfeer waarin deze gassen werden geloosd bleek slechts een heel dun schilletje rondom de aarde te zijn en niet oneindig groot.
Naarstig ging men op zoek naar schonere oplossingen. De Flettner-rotor, sky-sails en windvleugels aan boord van schepen bespaarden slechts brandstof. Er moesten brandstoffen komen die én schoon zijn, én in grote hoeveelheden verkrijgbaar in veel havens, én niet teveel ruimte innemen, én relatief ongevaarlijk zijn om aan boord voor langere tijd op te slaan. Maar het belangrijkste, het moest zo goedkoop mogelijk. Dus kwamen er scheepsmotoren gestookt op ammoniak, biodiesel, waterstof en methanol, met wisselend succes. Kleinere schepen varen tegenwoordig elektrisch.
In al dit vernieuwingsgeweld bleef één sector schijnbaar buiten schot: kernenergie.
De lobbyisten van deze sector schrokken zich wild toen ze hoorden van al die schone brandstoffen die in snel tempo werden ontwikkeld. ‘Hé, hé, en wij dan? We hebben óók nog veilige, schone, goedkope, onafhankelijke, overal verkrijgbare en makkelijk inzetbare alternatieven! Onze kernstaafjes!’

Kerncentrale of bunkerstation?
Snel sloeg men weer ouderwets aan het lobbyen bij regeringen en reders om toch maar vooral de mogelijkheden te onderzoeken vrachtschepen op nucleaire brandstoffen te laten varen. Nadruk wordt gelegd op nul CO2-uitstoot en een lange actieradius van de schepen. Helemaal waar, maar angstvallig vermijdt men begrippen als hoogradioactief afval, eindopslag hiervan, meltdown, afhankelijkheid van uranium, Karazee, Harrisburg, Tsjernobyl, Three Miles Island, Fukushima, Sellafield en meer. Bijvoorbeeld opslagkosten, vervoer en beveiliging voor afgewerkte splijtstofstaven, worden deze ingecalculeerd in het kostenplaatje?
En er is nóg een factor die niet genoemd wordt in de discussie. Wie gaat een nucleaire installatie aan boord (en de veiligheid daarvan) bedienen en onderhouden in deze onzekere tijden? In tijden dat reders bemanningen hebben gereduceerd tot bedenkelijk lage aantallen, het Minimum Safe Manning Certificate heilig verklaard is en de overgebleven bemanning uit landen komt die soms niet eens aan zee liggen (maar wel goedkope arbeidskrachten leveren)?
Het lijkt mij dat een ‘stralende toekomst’ voor nucleaire schepen (gelukkig) nog niet in zicht is.

Piepjong stuurmannetje
Wanneer ik in mijn archief op zoek ben naar een foto voor een artikel, beland ik in het jaar 1979. Het was een van de jaren van studeren op de zeevaartschool met wisselend succes. Voor de tweede keer zat ik in de eerste klas omdat, ‘gezien mijn inzet, de resultaten zodanig waren dat men mij graag nog een keer in het eerste jaar van de opleiding wilde terugzien’.
Hoewel mijn schoolresultaten het behalen van een diploma in de weg stonden, was de zin om te varen alleen maar toegenomen. Daarom voer ik in de grote vakantie op het kottertje van een familievriend. En, ondanks mijn schoolresultaten, toch maar mooi als navigator! Tenslotte had ik geleerd hoe om te gaan met radar en (papieren) zeekaart.
Ik open het mapje foto’s uit 1979, maar kom niet verder dan de eerste foto. Het is een slechte, analoge foto met vooral veel zee en heel in de verte een voorbijkomend schip. Hoewel ver weg herken ik dit schip direct! Toen ik deze foto nam kon ik niet bevroeden dat ik ooit op dit schip als eerste stuurman zou komen te varen! En pas nu, ruim vijfenveertig jaar later herken ik dit schip: dit moet de ‘Atlantic Horizon’ of ‘Atlantic Sun’ zijn! Zusterschepen en te ver weg om de naam te kunnen ontcijferen.
Mijn gedachten dwalen terug naar die tijd. We maakten reizen voornamelijk in Noordwest-Europa en de Middellandse Zee. Wat heb ik daar veel mijlen gemaakt en veel bijzondere plekken bezocht. Malta, Sicilië, Palma de Mallorca, Sardinië, talloze Griekse eilanden en Cyprus, maar ook buiten de Middellandse Zee naar Kaapverdische eilanden, bijvoorbeeld.
De mooiste reis voor een piepjong stuurmannetje van net 23 jaar was wel de reis van Felixstowe naar Port Sudan en Jeddah. De loshavens waren weliswaar geen toekomstige vakantiebestemmingen voor mij maar een reis van meer dan 4100 mijl was toen heel bijzonder.
We vertrokken met een schip vol met stukgoed en een hoge deklading. Toen, niet gehinderd door veel ervaring, had ik er geen problemen mee om bovenop bundels pijpen ook nog eens enige tientallen landbouwtractoren te plaatsen. Die dingen moesten mee! Met veel fantasie en improvisatie werden de tractoren gesjord met staaldraden en kiezen, de opmerkingen van de stuwadoors negerend. (‘Nou, als er twee tractoren aankomen mogen ze blij zijn…’)
Gesteund door een vriendelijke kapitein, vond ik het alleen maar spannend. En die kapitein eigenlijk ook wel, concludeerde ik wanneer ik hem zag ijsberen op de brug als het schip wat slingerde op een lome deining. Maar het ging allemaal goed, voor het eerst het Suezkanaal door, drie nieuwe landen op mijn lijstje bijgeschreven en veel ervaringen rijker! Op de terugweg, schip in ballast, was onze ouwe alleen nog maar mopperig over het verblijf in Jeddah waar zijn ‘koude thee’ (Vieux) achter slot en grendel moest. Geen borreltje om twaalf uur…
Wat een oude foto niet kan ophalen…
Geestelijk welzijn
Dít is nu eens een artikel dat ik zou willen uitknippen, kopiëren en doorsturen. Rennend zou ik ze op de post doen om ze zo snel mogelijk te laten bezorgen. Ik zou er geen begeleidend schrijven bij doen en zelfs niet mijn naam; de tekst van het artikel spreekt voor zich.
Het artikel gaat over zeevarenden. Over zaken die al decennia bekend zijn maar waar nog steeds niet veel aan gedaan wordt: het geestelijk welzijn van zeelui. Het blijkt dat de zeevaart ‘een van de meest psychologisch onveilige sectoren is. Slechter ook dan in andere industrieën,’ aldus conflictcoach Zoet in het artikel. Dat wil wat zeggen!
Aangezien ik ook een paar jaar heb gevaren heb ik dit aan den lijve, én van een afstand, meegemaakt. Ik hoef niet lang te graven in mijn geheugen. Er hebben diverse ernstige gevallen plaatsgevonden waarbij wij, de zeevarenden en met name onze kapitein, er alleen voorstonden en niet de hulp van de reder kreeg die verwacht had mogen worden.
Heel in het begin van mijn carrière voer ik, eerste stuurman, met kapitein Piet Vogel (zijn echte naam is bekend bij de auteur). Binnen vier maanden van de termijn dat ik aan boord zat maakte we een aantal zware tegenslagen mee: het schip kapseisde bijna toen in zwaar weer de lading aan de haal ging. Een paar weken later liepen we vast in het ijs onder île d’Anticosti, in de St Lawrence Seaway, waarbij de schroef schade opliep. Daarna het ergste: onze kok kreeg een hartaanval. De maat was vol. Toch was het voor de reder geen reden voor aflossing.
Na het dramatisch overlijden van de kok, lagen we in Macapa, Amazone, om hout te laden. Ik kwam van dek.
‘Waar is die ouwe?’ vroeg ik de tweede stuurman.
Die haalde onverschillig zijn schouders op. Een Nederlandse matroos (die had je toen nog, sporadisch) keek op en zei:
‘Hij is zojuist in een taxi gestapt. Hij vertelde dat hij er genoeg van heeft en naar huis gaat…’
‘De Vogel is gevlogen…’ zei de eerste machinist op dramatische toon.
Rechtsboven: 'Zorg met Vleit' zeilende in de Hoornse Hop
Rechts: Belangrijk: een tevreden bemanning...

Het duurde niet lang of we zaten samen in een taxi onderweg naar het lokale vliegveldje waar we inderdaad kapitein Vogel aantroffen. In zijn korte broek en met duizend dollar op zak was hij ervan doorgegaan.
Misschien een extreem voorbeeld, maar er volgde geen psychologische nazorg. Gelukkig komt daar nu verandering in volgens het artikel in de krant. Er komt een systeem die pesten, intimidatie, stress en vermoeidheid gaat monitoren; de zogenaamde Wise Well Being monitor. Ik heb geen idee hoe zoiets eruit gaat zien (een computerprogramma? Een handig appje?) maar één ding is zeker: je kunt problemen monitoren maar er moet wèl wat mee gedaan worden.
Dus, die anonieme enveloppen, met daarin het krantenbericht, zou ik graag allereerst naar het hoofdkantoor van de KVNR willen sturen èn naar alle rederijkantoren in Nederland. Ter motivatie…


Afgedankte schepen in Lagos, Nigeria
Afgedankt
Wanneer je een lange zeereis hebt gemaakt en de laatste weken alleen maar water en lucht hebt gezien is het een feest om een avondje de wal op te kunnen. Of, zoals ik altijd probeerde, overdag na de eerste drukte in een haven een middag weg. Ik kon behoorlijk chagrijnig zijn wanneer het zo druk was dat je nauwelijks tijd had om te lunchen, laat staan passagieren, terwijl er op een mijl afstand een interessant fort, tempel of andere bezienswaardigheid lag. Die keer dat we in Veracruz aan de Golf van Mexico (Nee, geen Golf van America, meneer de president!) lagen. Middenin de haven ligt daar het fort San Juan de Ulúa, je kunt het van de brugvleugel bijna aanraken. Maar nee, na een zeer drukke dag in de smoorhete haven was het werk gedaan en kozen we zee.
In coronatijd werd het nog erger. Bemanningen zaten erg lang aan boord. Soms een jaar, terwijl je nergens de wal op mocht. Na een lange reis zat je dan in je spaarzame vrije tijd in je hut achter een schermpje… En sommige kapiteins vonden dat, omdat je tóch aan boord bent, je wel wat extra werk kon verrichten. Ik heb, met hand op mijn hart, daar nooit aan mee gedaan. Tenslotte was het niet de schuld van de bemanning dat er corona uitgebroken was, wereldwijd!
Maar het kan nog erger. En ditmaal heeft het niets te maken met drukke werkzaamheden of een wereldwijde pandemie. Het overkwam (en wanneer u dit leest is de toestand wellicht nog ongewijzigd) de bemanning van het Russische schip Vladimir Latyshev. Niet in het verre Mexico of in een door corona geteisterd China, gewoon in Saint Malo in Frankrijk.
Recentelijk stond er in deze krant (Schuttevaer) een schrijnend artikel over een schip dat sinds 29 februari 2022 haar lading loste in de Franse haven. Omdat vier dagen daarvoor Rusland Oekraïne was binnengevallen werd het schip aan de ketting gelegd.
Wellicht werd de onverwachte verlenging van het verblijf in de haven in eerste instantie nog toegejuicht door de bemanning. (‘Hè, hè, even een paar dagen rust in ons drukke schema. Ga ik even naar de supermarkt en de kapper!’) Maar al snel bleek dat het wel erg lang duurde. De proviand raakte op, de diesel voor de havengenerator ook, de gages werden niet meer uitbetaald. En zo ligt het schip al meer dan drie jaar doelloos in de haven met aan boord nog steeds dezelfde bemanning, onder erbarmelijke omstandigheden. Ze zijn ‘gewoon’ afgedankt! Hoe is het mogelijk dat in deze tijd zulke mensonwaardige praktijken kunnen voorkomen…? Misschien wel net zo onbegrijpelijk als dat staatshoofd die in 2022 een imperialistische vernietigingsoorlog begint tegen een soeverein land.
De ITF doet een noodkreet om zo snel mogelijk een oplossing te vinden. ‘Tot nu toe heeft nog geen enkele partij gereageerd’, eindigt het artikel.

Boven: 'Even van die boot af...'
De Waddenschilder
Omdat ik iemand ben van de oude stempel lees ik nog steeds ouderwets de krant. En ja, ik kijk zelfs televisie en luister radio! Natuurlijk doorspit ik zo nu en dan het internet, maar mijn ideeën over hoe goed (of slecht) het in de wereld gaat, komen toch voor een groot deel van die goeie ouwe MSM.
In een van die door sommige verfoeide papieren kranten stond laatst een uitgebreid artikel over de Waddenzee. Of eigenlijk meer over een heel bijzondere man die daar vaak te vinden is. Geurt Busser vaart daar al decennia op zijn varend atelier; hij is namelijk kunstschilder.
Een varend atelier is een scheepstype waar ik nog niet eerder van gehoord had. Het varende atelier lijkt nog het meest op een omgebouwd garnalenkottertje (en dat is het ook). Het heeft een vooronder met daarin een klein kombuisje en een potkacheltje. Er zijn zowel in het vooronder als in het achterschip een aantal kooien. Een minuscuul toilet completeert de accommodatie.
In het stuurhuis bevindt zich behalve wat navigatieapparatuur veel schildersspullen. Op het console liggen een aantal grote en minder grote kwasten die niet voor scheepsonderhoud zijn bedoeld; wel om aquarellen te vervaardigen. Aan het onderdeks in het stuurhuis rusten aquarelblokken in rekken. Klaar voor gebruik. Normaal vervaardigt de schilder veel van zijn werken terwijl zijn varend atelier is drooggevallen op het wad.
We steken van wal en varen naar een rustige ankerplaats waar het anker erin gaat bij gebrek aan eb en vloed; droogvallen kan niet meer op het Lauwersmeer. Busser is genoeg zeeman om ook nog de ankerbal te hijsen.
Intussen is de kunstenaar/kapitein druk in de weer een aantal schragen buitenboord aan de reling te hangen: zijn schildertafel. Niet lang daarna wordt het eerste werk van vandaag gemaakt. Met zekere streken, die jarenlange ervaring verraadt, wordt de oever vastgelegd.

Atelierschip 'Hendrik' (UQ12), Lauwersoog.
Later, in de stuurhut, blijkt Geurt een luis in de pels van de NAM te zijn, inderdaad het gaswinbedrijf van Nederland. Verhalen over processen die hij voerde tegen vervuiling en exploitatie van onze enige overgebleven woestenij, de Wadden, maken duidelijk hoe begaan Geurt is met de natuur om hem heen.
Hij won een rechtszaak over het recht met zijn boot droog te vallen in een voor toeristen verboden gebied. ‘Wanneer garnalenvissers hier wél mogen vissen mag ik hier zéker schilderen!’ is zijn stelling. ‘Ik leg alleen maar de schoonheid van water en wad vast – met water – neem niets en lig niemand in de weg.’
Zo is de schilder ook nog eens activistisch bezig. Maar wat hij eigenlijk te zeggen heeft zie je in zijn aquarellen: die verstilde uitgestrektheid van het Wad, ’s morgens vroeg of in de late middag wanneer het licht op zijn mooist is, in een paar penseelstreken gevangen. Er hoeft niets daar op het Wad, er is rust, stilte en vrede en dat moet natuurlijk zo blijven!

Sterrenhemel en oude navigatie instrumenten (Rijksmuseum Amsterdam)
Geen peil op te trekken
De laatste jaren kan je er niet zeker meer van zijn. Vaart een schip onder kundige leiding van een ervaren gezagvoerder? Of wordt het voortbewogen door de auto-pilot, Lane Assist of een Retina-systeem voor automatisch manoeuvreren die op veel schepen tot de standaarduitrusting behoort? Staat er nog wel iemand, met verrekijker in de hand, op de brug om ‘ten alle tijden goede uitkijk te houden?’ Of is het al één van die onbemande schepen waar je zoveel over hoort. Zit er ergens op een kantoor iemand achter een computer, al kauwend op zijn middagboterham, verveeld dat schip te besturen? En was hij net even weg om zijn koffie bij te vullen? Je kan er geen peil op trekken.
In 2018 voer het roro-schip ‘Ulysse’, uitvarend uit de haven, midscheeps op het ten anker liggende containerschip ‘CSL Virginia’ bij Corsica. Het was overdag, prachtig weer, uitstekend zicht en je zou kunnen zeggen zonder onderzoek te doen, dat direct nadat de havenhoofden gepasseerd waren de dienstdoende officier van de brug moet zijn gelopen.
Maar wanneer diezelfde aanvaring nú zou gebeuren is er misschien een computer gehackt, een programma niet geüpdate, een sensor kapot of andere problemen met de besturingssoftware. En er is nóg een mogelijkheid. De reisvoorbereiding klopte niet.
Toen ik een paar jaar geleden nog actief voer werd de reisvoorbereiding gemaakt door de tweede stuurman. Het hele reisplan werd nauwkeurig op papier gezet, alle routes in de kaart getekend of ingevoerd in de ECDIS, het te verwachte weer bestudeerd, eventuele gevaren op de route nauwkeurig geïnventariseerd. Van kade tot kade. Die reisvoorbereidingen waren soms lijvige boekwerken. En misschien gaat het daar soms mis. Want er is Chatgpt, een ‘slimme chatbot die gebruik maakt van kunstmatige intelligentie (AI).’
Een tweede stuurman (of op autonome schepen die boterham kauwende kantoormedewerker) kan zo maar denken: ‘Ja hoor, we leven in 2025, wanneer we boekwerken moeten schrijven schakelen we AI in!’
Dus loopt hij naar zijn computer en geeft een opdracht:
‘Computer, schrijf een reisvoorbereiding van Naha, Japan naar Thung Prong, Thailand. Graag met waypoints, koersen, enne…o ja, wat is het weer dat we kunnen verwachten.’
De printer komt tot leven en binnen de tijd dat je een kop koffie kunt halen is je reisvoorbereiding klaar. Zou een gezagvoerder daar intrappen? Zou hij zich wellicht achter zijn oren krabben wanneer in foutloos Engels de reisvoorbereiding in zijn handen wordt gedrukt door zijn tweede stuurman die het verschil tussen ‘fout’ en ‘vout’ niet ziet?
En, beste lezer, denkt u dat dit artikel door mij is geschreven? Om nu elke week een column te maken… Misschien heb ik mijn computer wel de opdracht gegeven: schrijf een column in de stijl van Zware Kees, iets over reisvoorbereidingen, een aanvaring en vernieuwingen in de scheepvaart. O ja, niet langer dan 468 woorden…
Zeemanshuizen
Doordat zeelieden vaak lang van huis zijn (en soms erg lange reizen maken) is er elke keer wanneer een haven aangedaan wordt weer de vraag: kunnen we effe de wal op? Hoewel een varend bestaan erg afwisselend is, wil je als zeeman ook wel eens andere mensen zien.
Iedere dag weer steeds hetzelfde deuntje fluitende kok, de machinist die na drie weken aan boord opnieuw aan zijn repertoire grappen begint en die kapitein met zijn ochtendhumeur.
Eeuwen geleden bestond bij zeelieden de behoefte al de wal op te willen. In een interessant boek (‘De wonderbaarlijke reis van Schouten en Le Maire’ ontdekker van de zuidelijke doorvaart onder Zuid-Amerika door) kwam ik een leuk voorbeeld tegen opgetekend in het journaal van Le Maire. (Toen werden kennelijk ook de stapverhalen officieel gedocumenteerd…)
Hier verhaalt hij hoe, nadat hij vis had gevangen deze aanbood aan de plaatselijke koning van een pas ontdekt eiland. Ze ‘vonden de Coninck gheaccompaigneert van eenighe jonghe Dochters, die naeckt voor hen dansteden… Het was ‘een lust om te sien’.
Dat was nog eens wat anders dan wekenlang alleen maar water om je heen! Je moest dan wel het juiste eiland ontdekken, want er was ook kans dat hordes inheemsen met kano’s op je af kwamen, met minder goede bedoelingen. Er wordt in het journaal dan ook regelmatig geschreven over ‘schermutselinge tegen de Wilden’.
Dat was vroeger; de eilanden zijn ontdekt, de schepen varen efficiënt en de marine beschermd de scheepvaart.
Daarmee is het passagieren van de zeelui ook gestroomlijnd; in veel havensteden vind je de zogenaamde zeemanshuizen. In Oostvoorne kunnen uitgebluste bemanningen het zeemanshuis The Bridge bezoeken. En hoewel er daar wellicht geen ‘jonghe Dochters sijn die naeckt dansen’ kun je er een goed glas bier krijgen, het thuisfront op de hoogte brengen, spelletjes doen en gewoon, even zonder die altijd aanwezige drukte aan boord, genieten van een andere omgeving.

Zeemanshuis te Rouan, 's zomers fijn in de tuin zitten...
Volgens het berichtje over het zeemanshuis in Oostvoorne hoef je ook niet bang te zijn voor kou: ‘afgelopen week werd dubbelglas geplaatst.’
Zelf ben ik in veel zeemanshuizen over de hele wereld geweest. Soms was het niet helemaal duidelijk waar je naar toe moest, maar hulpvaardige taxichauffeurs brachten je maar al te graag naar de seamen’s club’. In Mariupol bleek dit echter een ander soort gelegenheid te zijn dan een seamen’s house. Het eerste had meer ‘jonghe Dochters’ dan de tweede, afijn.
En nu werd ik gevraagd, omdat ik toch met pensioen ben, dus tijd zat (…) of ik misschien, zo nu en dan, als vrijwilliger in het zeemanshuis (Seamen’s Centre) in Amsterdam wil assisteren.
Dat ik de Amsterdamse haven goed ken (maar dan wel vanaf het water en niet via de weg) was een groot voordeel. Mijn zwakke verweer dat ik van mijn leven nog nooit een biertje had getapt werd weggewuifd.
‘Dat leer je vanzelf!’ En inderdaad, ik blijk een natuurtalent biertjes tappen.

Het wordt stil aan boord
Al vaker heb ik me op deze plek beziggehouden met autonome oftewel bemanningsloze schepen. Een soort drijvende robot die, zonder mensen aan boord, van A naar B vaart. Ik weet het, het is niet tegen te houden, want reders willen wel winst maken maar geen bemanning betalen. Wel blijft men volhouden dat het niet hebben van bemanning aan boord goed zou zijn voor de veiligheid (het elimineren van menselijk falen. Die dombo’s aan boord doen kennelijk van alles fout…). En, ‘we kunnen geen voldoende bemanning krijgen,’ wordt er ook nog gejammerd. Dat het aantal aanmeldingen op zeevaartscholen voor aspirant zeelieden door deze ontwikkeling snel naar beneden gaat wordt ontvangen door huilende CEO’s die veel (krokodillen)tranen plengen.
Goed, autonoom varen is dus onontkoombaar. Dit feit is ook doorgedrongen tot klassenbureau Lloyd’s Register. ‘Deze uitdagingen en kansen verdienen onmiddellijke aandacht,’ vinden ze hier. Het Klassebureau maakt zich overigens ook zorgen over ‘menselijk falen’ van mensen. Dat moet wanneer je je bezighoudt met autonome schepen, lijkt wel.
Door het inzetten van MASS (Maritime Autonomous Surface Ships, zeg maar schepen maar dan zonder die onbetrouwbare, falende mensen aan boord) wordt de operationele efficiëntie op zee aanzienlijk verhoogd. Wel dienen regels aangepast te worden. Vragen zoals: wie (of wat) is de kapitein, bijvoorbeeld. Maar ís er nog wel een kapitein nodig? Er is namelijk geen menselijk falen meer op die MASS. En niemand die ‘goede uitkijk ten alle tijden’ houdt. En wanneer de kok gekookt heeft is er niemand die komt eten! Het wordt stil aan boord.
De mensen bij de IMO (de Intenational Maritime Organisation) zijn er ook mee bezig. Er worden belangrijke vragen opgeworpen die vaak eeuwenoude gebruiken drastisch gaan veranderen of zelfs beëindigen. De uitkijk, de machinisten, matrozen, de kok, stuurlui en de kapitein, niet meer nodig deze falende mensen.
Geen Neptunusfeesten meer want er gaan geen mensen meer over de evenaar. Niet meer samen een filmpje kijken of tafeltennissen in de gym.
Niemand die een vers bakkie koffie zet tijdens de wachtoverdracht, geen gesjouw meer met proviand in de havens, geen roerganger die een haven aanloopt. Er is geen kapitein meer die je kan porren wanneer er een schip bakboord inkomt en niet uitwijkt. Of wanneer je het idee hebt dat de sjorringen van de deklast niet helemaal stijf staan. Geen bootsman die antwoord geeft. Geen brandweeroefeningen, schipverlaten of andere veiligheidsdrills. Geen spanning meer of je de volgende haven wel of niet wordt afgelost. Geen voorpret wanneer je een populaire haven gaat aandoen.
Om dit allemaal mogelijk te maken heeft de IMO verschillende landen taken meegegeven.
Zo mogen maar liefst drie landen, Nederland, België en China zich bezig gaan houden of er wel reddingsboten op een autonoom schip nodig zijn.
Laat ik de IMO helpen: nee.
Een eigen jacht
Nu (heel) langzaam het weer iets verbeterd, de dagen langer worden en we niet elke dag weggespoeld worden door tropisch aandoende hoosbuien, begint het bij sommigen weer te kriebelen. In ons land is water nooit ver weg: plassen, vaarten, meren, sloten en grachten, daar hebben we veel van in Nederland. En wanneer de zon weer schijnt, de wind matig, willen veel mensen er weer op uit. Eropuit in een bootje, bijvoorbeeld. Het water op.
‘Want vanaf het water zie je alles op een héél andere manier!’ vertelde een vage bekende mij eens op een toon die deed denken aan een verlichte bekeerling. Hij was niet op de hoogte van mijn varende verleden. Desondanks informeerde ik of hij er ervaring mee had, met die andere manier van ‘alles bekijken’. Dat had hij en hij begon een monoloog over ‘zijn jacht’ (wat later een visbootje bleek), zijn ‘reizen op het water’ (wat bij navraag een tochtje of twee, drie vorig jaar zomer op een boerensloot was) en ‘dat je wél goed voorbereidt moest zijn wanneer je met een jacht ‘eropuit ging’. Die voorbereidingen betroffen één of twee kratten bier, chips en o ja, een (kapiteins)pet tegen de zon.
De verhalen buitelden over elkaar heen, varen en zuipen met vrienden, daar kwam het eigenlijk op neer. En terwijl hij als een zendeling oreerde, nam ik in gedachten mijn talloze tochtjes op sloten en kanalen in Nederland door. Niet met een jacht maar in roeibootjes, kajaks en een zeilbootje (een persoonlijk door mij en mijn broertje omgebouwde roeiboot zonder kiel, waardoor we meestal dwarsuit over de ringvaart van de Haarlemmermeer werden geblazen, zonder dat het roer enige invloed op de richting had. Wisten wij veel…).
Toch vind ik het leuk als mensen zich op het water willen verplaatsen. Tenzij dat geschiedt met waterscooters of speedboten die zo heklastig zijn door de belachelijk grote en zware buitenboordmotor, dat je niet over de boeg heen kan kijken voordat je ook maar een meter gevaren hebt. Maar gezellig met een visbootje, sloep of iets groter een dagje varen? Ik raad het iedereen aan.
Belangstellend vroeg ik aan mijn vage varenskennis of hij ook een winterstalling had voor zijn ‘jacht’. Nadat ik uitgelegd had dat een winterstalling voor boten iets anders is dan een fietsenstalling bij het treinstation, antwoordde hij:
‘Bwah, niet nodig, mijn jachtje ligt met een touw vast aan de kade van de gracht.’

...half en geheel gezonken bootjes...
‘En na regen?’ informeerde ik, ‘ga je dan even langs om te kijken?’
Mijn vaag bekende dagjesvaarder moest smakelijk lachen.
‘Een boot kan wel tegen water! Hij ligt er toch ín?!’
Inderdaad, veel van die seizoen-vaartuigjes liggen in het water, iets preciezer: op de bodem van het vaarwater. Half en geheel gezonken bootjes, volledig aangegroeid en soms met de buitenboordmotor er nog aan, compleet met vergeten bierkratten, gezonken door tropisch aandoende hoosbuien.

Een typische Baltisky, 'Baltiyskiy-37' (ter illustratie)
Spionage
In het voorjaar van 1975 vonden proefvaarten plaats van het spiksplinternieuwe, ultramoderne marineschip ‘Hr ms Tromp.’ Dat was erg interessant voor mij, middelbare scholier met vaarambities. Er was omstreeks die tijd al eens een heuse marineofficier bij ons thuis geweest die, nadat ik een advertentie had ingevuld, kwam informeren of ‘de marine niet iets voor mij was.’ Hij zag in mij wel een kanonnier, niet erg vooruitstrevend in een tijd dat schepen met raketten werden uitgerust, maar goed. Uiteindelijk werd het toch de koopvaardij.
In datzelfde voorjaar verscheen er een bericht in de krant met een alarmerende boodschap:
‘Spionerende Rus in Vlissingen gesnapt.’ Dat had direct mijn aandacht. Onze nationale trots was kennelijk zo interessant dat Rusland, toen nog de USSR, er een spionageschip op af hadden gestuurd om te kijken wat de Tromp allemaal kon. Nu moet een spionageschip niet direct opvallen, moeten ze in Moskou gedacht hebben, dus werd de ‘Baltisky 20’ eropaf gestuurd.
Zelfs toen vond ik het een vreemde keus. Veel wist ik nog niet van schepen, wél dat een Baltisky een heel discutabel schip is om een spionageactie mee uit te voeren. Baltisky’s waren een soort lange, opgepimpte binnenvaartschepen met weinig vrijboord en meestal met rompen die bol of hol stonden (sacking of hocking). Uitgerust met wel een heel minimaal motorvermogen die het schip een snelheid van maar liefst zes knopen gaf. (weather permitted…)
Niet echt een schip waarvan een marineofficier denkt: ‘Hé, wat gaan we nu krijgen? Een spionageschip?’ En dat was precies de bedoeling volgens het artikel, want ‘het gecamoufleerde spionageschip, dat is uitgerust met uiterst gevoelige elektronische identificatie-apparatuur, voer onmiddellijk langszij de Tromp om een kijkje te gaan nemen.’ Tja, je kan er dan uitzien als het lelijke eendje van de Russische koopvaardij maar met zulke manoeuvres schreeuw je om aandacht.
De Nederlandse marine was niet onder de indruk, gaat het artikel verder. ‘De koninklijke marine maakt zich geen zorgen over de spionage-activiteiten van landen uit het Warchau-pact.’
Het Warchau-pact bestaat niet meer, de USSR is uiteengevallen maar wat de Russen nog niet verleerd zijn is ‘met uiterst gevoelige indentificatie-apparatuur,’ een kijkje nemen in Nederlandse (en andere West Europese) wateren om de communicatie- en energie infrastructuur in kaart te brengen. Niet meer met ‘gecamoufleerde Baltisky’s’, maar met volwaardige ‘onderzoeksschepen’ zoals de ‘Yantar’. Dit is een schip tjokvol apparatuur en niet met een morsige Russische bemanning zoals op de vroegere Baltisky’s, maar getrainde intelligence officieren.
Waren we in de jaren negentig nog vol optimisme over eeuwigdurende vrede, anno 2025 moet de marine opnieuw alert zijn op spionage uit het oosten.
Ik hoop dat er ook vandaag nog voldoende Nederlandse jongens en meiden zijn die zich afvragen of ‘de marine iets voor ze is’. Misschien niet als kanonnier maar wel als computerspecialist. Zodat de Koninklijke marine zich daardoor geen zorgen hoeft te maken over ‘wetenschappelijke vaartuigen’ zoals de ‘Yantar’.
Maak jouw eigen website met JouwWeb